Hoofdkwartier van den Fuehrer, 20 Juli (D.N.B.).
Op den Fuehrer is heden een springstofaanslag gepleegd. Uit zijn omgeving werden hierbij zwaar gewond lt. generaal Schmumdt, kol. Brandt, medewerker Berger. Lichtere verwondingen bekwamen lt. generaal Jodl, de generaals Korten, Buhle, Bodenschatz, Heusinger, Scherff, de admiraals Voss, von Puttkamer, Kapitaen zur see Assmann en lt. kol. Borgmann. De Fuehrer zelf heeft behalve lichte brandwonden en kneuzingen geen verwondingen bekomen. Hij heeft onverwijld daarop zijn werk hervat en – volgens program – den Duce ontvangen voor een vrij langdurige gedachtenwisseling. Korten tijd na den aanslag arriveerde de Rijksmaarschalk bij den Fuehrer.
De Führer is slechts licht gewond,
Dat vind ik om te treuren
Liefst zag ik Hitler, dezen hond,
In stukken explodeeren.
Ik koester, denk ik, niet alleen
Zulk hatelijke wenschen,
Hetzelfde wenscht haast iedereen,
De wensch van alle menschen
Is, dat als zich ’t geval herhaalt
Men beter moge mikken,
Jouw wensch en mijn wensch is bepaald
De aanslag moge lukken.
Ik vind de graaf van Stauffenberg
Een sympathieke jongen
Maar zijn mislukking vind ik erg,
Daarvan ben ik doordrongen.
Als officier moest hij beslist
Wat beter werk presteeren,
Helaas heeft hij zijn doel gemist,
Maar ja, dat kan gebeuren.
Doch in ’t geval zit perspectief,
Je kunt erop vertrouwen,
Is Himmler ook op zijn qui vive
Hij kan het toch niet hoûen.
Want wie het hoort en wie het leest,
Die komt tot de conclusie,
In Duitschland heerscht geen Hitlergeest,
Er heerscht meer oppositie.
In Duitschland is het niet erg pluis,
Het volk wil niet meer vechten,
Verfoeit en haat het hakenkruis
En de gestapoknechten.
De Führer draagt wel een verband
En pleisters op zijn wonden,
Maar hij is niet meer met zijn land
En met zijn volk verbonden
Hij steunt nog op een kleine kring,
Op de SS Bandieten,
Van aantal is die groep gering,
Het blijft er niet bij zitten.
Vandaag is Hitler licht gewond,
Maar men kan stellig zeggen,
Het duurt niet lang, dan zal het front
Der wapens nederleggen.
Transkription: Thilo von Debschitz