Geen vluchtelingen in kloosters
10/1 44
Het hoogste kerkelijke gerechtshof voor ordeleden heeft volgens radio Rome een verordening uitgevaardigd, waarbij het aan alle oversten van kloosters in de geheele wereld streng verboden wordt, personen, vooral leeken, die niet tot de betrokken orde behooren, in hun kloostergemeenschap op te nemen, zonder tevoren de vergunning verkregen te hebben van de hoogste kerkelijke overheid. Ten aanzien van het verleenen van onderdak aan politieke vluchtelingen behoudt H. Stoel zich de beslissing in hoogste instantie voor. De kloosteroversten zijn de Paus persoonlijk verantwoordelijk voor het nakomen van deze voorschriften.
En Adolf zei: Hoe kon ik
Wel onder water gaan?
Ik meld me als een monnik
Straks in een klooster aan.
Voorbij is ’t met mijn glorie,
Mijn nimbus is verscheurd,
Het is in de historie
Al weleens meer gebeurd.
Want ook de vijfde Karel
Heeft aan de throon ontzegd,
Verliet des werelds gescharrel
En werd een kloosterknecht.
Welaan, ik ga verschuilen
Me in een kloosterkluis,
Zal’t Hakenkruis verruilen
Snel voor een ander kruis.
Ook ik moet gauw vertrekken
Zei angstig, wit als kalk,
Dat zij me niet ontdekken
Göring de Rijksmaarschalk.
Maar achter kloostermuren
Verveel ik me enorm,
Hoe moet ik het bezuren
Daar zonder uniform.
Ik vind het veel te armoedig
Een doodgewone pij
Zoodoende kwam zeer spoedig
Vriend Göring ook daarbij
Om meer te zijn dan monnik
Hij heeft ons blij verklapt:
Thans krijg een prachtjapon ik,
Ik heb een baan als abt.
Ik ben ervoor geboren,
Ik ben ervoor gebouwd
Is ook de krijg verloren
Het laat me thans ijskoud. –
Er heeft ten langen leste
Herr Göbbels ook beweerd,
Het is zeker het beste
Als men zich distancieert.
Maar-vroeg zich af dit loeder-
Als ik word eremiet,
Word ik dan leekenbroeder
Of word ik Jezuïet? –
Maar de drie Nazigoden
Zitten vandaag vol spijt,
De toegang is verboden
Door Zijne Heiligheid.