In deze zware tijden
Voelt men zich soms wat wee,
Wat men zoo krijgt te eten,
Valt meestal niet erg mee.
Ons vleesrantsoen is heden,
Zoo microscopisch klein,
Zoo is het te begrijpen,
Dat wij soms futloos zijn.
Ons kostbaas had gelezen
Een avonturenboek
Van Noordpoolexpeditie
En mannen, welke kloek
Tijdens gebrek aan voedsel
Hun schoenen kookten zacht
En die aan zulk een biefstuk
Ontnamen nieuwe kracht.
Hij had het goed onthouden
Als zeer merkwaardig feit,
En kocht dus een paar schoenen
Als hapje hartigheid.
Wij gingen protesteren,
Wij zijn geen eskimos
En zijn niet aan de Noordpool
En maakten haast ons boos.
Tenslotte na veel praten
Kwam men tot het besluit
Men moest de schoenen ruilen
Den kostbaas werd beduid
Ze spoedig weg te brengen
Naar `t huis van Henk en Ans
Misschien zou het daar lukken
En zagen die een kans.
Die gaven ze aan Jopie*),
Die nam ze mee op reis,
Het duurde weken, maanden,
Wij vonden het soms grijs.
Het wou en wou niet lukken
De maat**) was soms te groot
En soms was veel te klein ze
Voor zulk een boerenpoot
Zij deden alle moeite
Met alle “hens aan dek”
Verkreeg men voor de schoenen
Wat boter en wat spek.
De schoenen zijn we poter,
Wij zijn ze eindelijk kwijt,
Wij hebben spek en boter
En zijn ermee verblijd.
‘t kan zijn, dat het wat raar is,
Ik ben een lekkerbek,
Hoewel ik ben niet Arisch
Lust ik toch gaarne spek.
Men ziet het wel met ruilen
Is nog heel wat te doen
Het was, wat men zoo noemde
Een echt “vet” leeren schoen.
Dit is de “spekbalade”
Ik maak haar ten geschenk
Als dank voor goede zorgen
Aan
Jopie, Ans en Henk
* Welbegrepen niet Pi-jo
** Het was maat 46.