„Duitschland strijdt voor Europa!“.
Men heeft de juistheid van onze in 1941 opgestelde these “Duitschland strijdt voor Europa” betwist. Men heeft ons gezegd, dat Duitschland slechts strijd voor een door Duitschland beheerscht Europa. Ik wil mij met deze kwestie in het geheel niet bezig houden. Ik kan mij zelfs indenken, dat toen de voorstelling van dit Europa hier en daar ook in Duitsche hoofden nog geheel niet duidelijk was. Thans weten wij, dat het wezen van dit Europa bestaat in de vrije ontplooiing van de cultuur der Europeeschen volken, in de volksche vrijheid der Europeesche naties, die er zich van bewust zijn ,dat zij Europeanen zijn en een Europeesche taak hebben. Voor dit inzicht, voor deze wijsheid is het Duitsche volk een moeilijken weg gegaan en heeft het grenzenlooze offers gebracht. Aan dit inzicht houden wij daarom vast. Wij keeren ons tegen elk imperialisme, waar het ook vandaag komt, omdat wij weten dat een imperialisme het einde van Europa beteekent, het einde van den Europeeschen geest. Wij verlangen vrijheid voor de Europeesche volken, maar een vrijheid in het besef van hun verantwoordelijkheid voor Europa zelf. Zij moeten en zullen alle aantreden. Daarmede zullen zij hun verwerven. Dat is het ook, wat ons zoo dicht bij u brengt, Nederlandsche kameraden. Dat gij uw volk voorgegaan zijt, om met ons den weg van offers voor dit Europa, dat tenslotte de vrijheid van uw eigen volk beteekent, te gaan. – 21-4-44
Zij willen nu ’t ten einde spoedt
Ons allen inbetrekken
En meenen het plots met ons goed,
De indringers ontdekken,
Zij zijn zoo europeesch gezind
En zijn zoo altruïstisch
Waar waait vandaan die nieuwe wind?
Seyss werd zeer pessimistisch,
Want Duitschland is totaal verzwakt
En zal het niet meer halen
Doordat hij zoete broodjes bakt
En nieuwe idealen.
Van één Europa proclameert
Van louter vrije volken
Alleen door good-will geregeerd
Tracht hij de noodlotswolken,
De Hitler-zonsverduistering
Nog even te bezweren
En toch brengt hij geen kentering,
Het lot is niet te keeren.
Zij doen ineens zoo Europeesch
Als nimmer nog tevoren,
Seyss-Inquart schreeuwt zich bijna heesch,
Maar niemand schijnt te hooren.
Hoe komt het, dat zijn kreet niet trekt,
Zij hebben, dat blijkt open,
Hun europeesch hart pas ontdekt,
Nadat het [is] misgeloopen.