De zaal van het Kringhuis, waar de plechtigheid werd gevierd was stijlvol met dennengroen versierd. Op het podium was een borstbeeld van den Führer opgesteld, tegen de zwarte vlag met de zilveren SS-runen als achtergrond, zinnebeeld van de verbondenheid der SS met Hem, aan wien de Voorzienigheid opdroeg de Wende der Germanen te voltrekken. Kaarslicht verlichtte de lange witgedekte tafels. Na een inleidend woord, werden volgen voorvaderlijk gebruik 12 kaarsen aan den lichtboom ontstoken. Het eerste licht was aan de herdenking van de voorvaderen gewijd, het tweede aan de sibben, het derde aan het gezin, en zoo werden de aanwezigen verder bij het ontsteken van ieder licht aangespoord om achtereenvolgens te gedenken: het gezin, de kinderen, de beroemde en namelooze grooten van ons ras, hen die streden, leden en stierven voor hun ideaal, de gevallen kameraden, de moeders, vrouwen en kinderen der gesneuvelden, alle Germaansche moeders, de kameraden aan de fronten, hen die man of vader of zoon in den strijd hebben, en tenslotte, bij de twaalfde kaars: den Führer, Adolf Hitler.
Niet alleen door het ontsteken van een der lichten, doch ook in woord en lied werden moeders geëerd, getrouw de oude traditie, volgens welke het Joelfeest ook “Moedernacht” werd genoemd. Een koortje van jeugdstormsters onder leiding van Schaarleidster Meyer, zong eenige liederen aan de zonnewende en het nieuwe licht gewijd, andere Midwinterliederen werden door allen gemeenschappelijk gezongen. Een zinvolle handeling op dit feest vormde ook de overdraging van het licht, een brandende toorts door een SS-man aan een meisje van den Jeugdstorm. Tenslotte werden, volgens gebruik ook de Joelluchters uitgereikt: fraaie kaarsenhouders vervaardigd naar een oud exemplaar. Deze Joelluchters worden telkenjare bij de viering van het Joelfeest namens de Reichsführer SS aan die SS-mannen overhandigd die in het afgeloopen jaar een gezin hebben gesticht, alsook aan de nabestaanden van gesneuvelde SS-mannen. In den nacht der jaarwende branden deze joelluchters in alle SS-gezinnen der Germaansche landen: een klein licht brandt als zinnebeeld van het ten einde loopende jaar en op het eerste oogenblik van het nieuwe jaar wordt een groote nieuwe kaars ontstoken. Zoo omvat dit Joelfeest een reeks zinvolle handelingen, met woord en lied tot een schoon geheel samengevoegd. Na de plechtigheid werd een éénpansmaaltijd genoten als Joelfeestmaal, en daarbij getuigden allen – ofschoon het voor zeer velen de eerste maal was, dat zij dit feest meemaakten – dat de plechtigheid hun in het gemoed had getroffen. Niet om voor deze feestviering “reclame” te maken, doch om den zin ervan te verklaren, gaven wij deze beschouwing ten beste.
En zij zitten op hun stoel
En vieren het feest van Joel
En ontsteken de 12 lichten,
Die beschijnen de gezichten
Van de NSB-misjpoge,
Men wenscht mazzel en men wenscht broge
Toe den Führer der Germanen
En hoewel diens macht aan ’t tanen
Is, hoopt men, dat hij ’t zal winnen.
Ja, de N.S.B.-gezinnen
Zitten heden op de stoel
En zij vieren ’t feest van Joel.
En zij zitten op de stoel
En zij vieren ’t feest van Joel
Bij het schijn van de twaalf lichten,
Zingt men DNB-berichten,
Surrogaat voor kerstkoralen,
Führer laat uw zegen dalen
Over ons, die U beminnen,
Al ons trachten, al ons zinnen
Is aan U, geef ons Uw genade
En behoede ons voor schade,
Aldus zit men op de stoel
En viert zoo het feest van Joel.
En zij zitten op de stoel
En zij vieren ’t feest van Joel,
Bij elkaar gezochte riten,
Ja men kan ervan genieten.
Half een feest der Maccabeeër,
Strijdelite der Hebreeuwer,
Die eens vochten als de leeuwen
En daarna een lichtfeest geven,
Licht van vreugde en verblijding
Maar het was feest der bevrijding.
En zij zitten op hun stoel
En zij vieren ‘t feest van Joel.
En zij spreken en zij zingen
Van deze en gene dingen
Van de levenden en dooden
Van de oudgermaansche goden
En de oudgermaansche zeden
Hebben zij opnieuw beleden
Heden zijn zij nog aan ’t vieren,
Maar het zal niet lang meer duren.
Dan pakt men de nazi-boel,
Uit is dan hun feest van Joel.