De Führer en rijksminister dr. Goebbels, die benoemd is tot Rijksgevolmachtigde voor den totalen oorlogsinzet. – 28-7-44
Zij lijken een en al chagrijn,
Dat is dan ook geen wonder,
Door vrees gemarteld is hun brein,
Zij lijden zwaar eronder.
Zij zijn vol zorg en vol verdriet,
Geen uitweg is te vinden
Neen hulp en uitkomst zijn er niet,
Zij hebben ook geen vrinden,
Die elders iets op dit moment
In scène konden zetten,
Want Tojo, deze lamme vent,
Dicteert niet meer de wetten
In Tokio, neen, hij verdween,
De Tenno liet hem loopen,
Zij mogen dus vandaag op geen
Japansche hulp meer hopen.
De situatie is zeer zwart,
Daar is ook geen licht plekje,
Zulk troosteloosheid drukt op ’t hart,
Zij vreezen voor hun nekje.
Voorbij is roem, voorbij is glans,
Wij willen erop wedden,
Voor hun is niet de minste kans,
Hun leven nog te redden.
Zij kijken allebei zeer zuur,
Dat kan ik best begrijpen,
Zij weten, spoedig slaat hun uur,
Allicht, dat zij hem knijpen.