En Normandië en Bretagne
Zijn volledig al bevrijd,
Wilhelmina van Oranje
Is tevreden en verblijd
En zegt tot haar secretaris
Maak nu asjeblief wat vlug,
Zorg ervoor, dat alles klaar is,
Want wij gaan heel gauw terug.
Ja, de oorlog spoedt teneinde
En wij moeten gauw op reis,
Gaan terug naar het Noordeinde,
Gaan terug in ons Paleis.
En de president Gerbrandy,
Die verheugt zich evenzeer
Met Bretagne en Normandie
Meer dan in Den Haag de Geer.
Die zit lichtelijk te beven
Wegens zijn laakbaar gedrag,
Was in Londen hij gebleven,
Was voor hem thans geen beklag.
En minister van den Tempel
En minister Albarda
Halen beiden reeds waarempel
Al hun spullen uit de la
En zij, zeggen wat vermetel,
Maar ‘k geloof het hun wat graag:
Spoedig is regeeringszetel
Zoals vroeger weer den Haag.