Vijfentwintig lange jaren
Schrijf ik thans aan ’t OWC,
Vijfentwintig lange jaren
Zitten wij in Enschede
Op de Britten nu te wachten,
Maar de vrijheid komt maar niet
En wij zitten vol gedachten
En wij zitten vol verdriet.
Trouw schrijf ik nog alle weken
Een volledig cabaret,
Uit welk oogpunt ook bekeken,
Het maakt nu veel minder pret,
Dan in gene schoone dagen,
Toen het pas werd opgericht,
Vijfentwintig jaren knagen
Thans aan ziel en aan gewricht.
Ja, men wordt een dagje oûer
En ons haar wordt dun en grijs
Maar daardoor raakt Eisenhower
Niet het minste van de wijs
Vijfentwintig lange jaren
Gaat het nu reusachtig goed,
Vijfentwintig lange jaren
Houdt vertrouwen men en moed
En heeft alreeds vele keeren
Tevergeefs men zich verblijd,
Dat wij onze duitsche Heeren
Wel zeer spoedig raken kwijt
Spoedig is de oorlog over
Hebben wij al vaak gedacht,
Ja, de Brit zit in Hannover,
Maar ten onzent bleef het nacht.
Treurig zitten wij en spijtig
En wij hopen op de vrêê
En intusschen schrijf ik vlijtig
Verder aan het O.W.C.