Een keer zal de vrede komen,
Eens is deze krijg voorbij
Komt de dag van onze droomen
En wij zijn dan weder vrij
Kunnen gaan waarheen wij wenschen,
Iedereen mag ons dan zien,
Wij zijn menschen onder menschen,
Leven niet meer clandestien.
Hoeven niet meer stil te leven,
Vol van angsten zoals thans
Zonder vreezen, zonder beven
Wandelt men in zonnenglans
Men vertoont nog wel de sporen
Van den pas doorleefden tijd,
Al teveel heeft men verloren
En men denkt vol treurigheid
Aan de wonden, aan de slagen,
Die aan ons zijn toegebracht
En waaraan wij zullen dragen
Heel ons leven, dag en nacht …