Gewijzigd zijn de tijden,
Wat anders is het toch
Eens tracht men te verleiden
Te koopen nog en nog.
Of kind, of heer of dame
Verslijt, verbruikt, maakt op,
Zoo maakt men toen reclame,
Maar nu zet men het stop.
Nu schrijft men op de ramen,
De strengste zuinigheid
Steeds tracht men ons te manen,
Hoe ernstig is de tijd.
Als wij slagzinnen lezen
Uit den vooroorlogstijd,
Dan is daarmee bewezen
Waarheen fascisme leidt.
Eens riep men: komt tot krachten
En eet daarvoor meer vleesch,
Bitter zijn mijn gedachten,
Als ik dat heden lees.
Gezond is visch te eten
En daarom eet meer visch!
Vandaag is men ’t vergeten,
Want met de visch is ’t mis.
Men wenschte te verhoogen
Het hooge fruitverbruik,
De tijden zijn vervlogen,
Wat was het toen toch puik.
Eet druiven, eet bananen,
Tomaten, elk wat wils
En op de kegelbanen
Las men toen: drinkt meer pils.
En elken dag een glaasje
Riep men vol vroolijkheid,
Sindsdien de mof ons baasje,
Ligt droog men tot zijn spijt.
Toen heerschende oranje
En niet Seyss-Inquart was,
Toen voerde men campagne:
Menschen, kookt toch op gas.
Zou men nu overschrijden
Het lage gas rantsoen
Dan gaat men af je snijden
En buitendien kost ’t poen.
Men deed ons ook verzoeken
Eet meer gebak, meer brood,
Gebruikt meer pannekoeken
En nu heerscht hongersnood.
Men heeft aan ons gegeven
Een woord, dor, afgelept,
Slagzin van ’t nieuwe leven
Zuinig met wat u hebt!
Maar als de mof verslagen,
Dan gaat het weder goed,
Dan streelt men tong en magen
Met nieuwe overvloed.