Herr Hitler en Herr Göbbels
Hebben zoojuist verklaard,
Dat wel de situatie
Thans groote zorgen baart,
Maar dat aan overgave
Door hun niet wordt gedacht,
„Wij zullen blijven strijden
Tot onze laatste kracht.
Het is gewoon belachelijk
Als men geruchten hoort,
Dat wij het overgeven,
Neen, daarvan klopt geen woord.
Wij zullen blijven vechten
Tot op de laatste man
En niet capituleeren
Neen Duitschland, niets ervan.
Wij voeren onze oorlog
Getrouw aan ’t hakenkruis
Al moet het volk verrekken,
Al valt het land in gruis.
Wij denken niet aan ’t einde,
Wij denken niet aan vrêê
Wij zitten in het schuitje
En jullie moeten mee.
Volgt maar gerust den Führer,
Blijft hem getrouw, houdt moed,
Hij zal ons blijven leiden,
Tenslotte komt het goed.[“]
Zoo hoort men heden kraaien
Den propaganda haan
En ik deed me afvragen
Gelooft hij wel zelf eraan?
Is het hun overtuiging
En achten zij het waar,
Dat Duitschland nog kan winnen,
Al is het thans ook zwaar?
Men wil’t niet overgeven?
Welneen, men kan het niet,
Zij vechten voor hun leven,
Zoals een ieder ziet.
Zij weten, dat zij sterven,
Gaat deze krijg voorbij,
Dus moet men hem nog rekken,
Hoe, dat blijft eenerlei.
Zij leven met den oorlog,
Sterft hij, dan gaan ook zij,
De dupe zijn de volken,
De dupe, dat zijn wij.
De leiders kan niets scheelen
Verwoesting, brand en nood,
Zij willen nog geen vrede,
De vrede brengt hun dood.
Gaat ook de wereld ten gronde
Zij denken, laat maar gaan
Als wij slechts even rekken
Ons leven en bestaan.
Al is er niets te halen,
Al is de spoeling dun,
Zij leven van den oorlog,
De oorlog leeft van hun.