Wat zouden zij toen reeds met Anton Mussert hebben gedaan? En wat zouden zij thans met hem doen en met zijn medewerkers en met al zijn medestrijders tot den eenvoudigsten kameraad, en met hun vrouwen en hun kinderen? Nu, vier jaar lang, twee of drie maal per dag volgegoten met het smerig vergif van Londensche radio-ophitsing, leugen en laster? Nu, na de hoogeschool van wreedheid en bloeddorst doorloopen te hebben bij hun Engelsche, Amerikaansche en Bolsjewistische leermeesters, de fosforgooiers en vluchtelingenbeschieters, de strijders tegen hospitalen en lazaretschepen, de nekschothelden van Katyn, de ontvoerders van volksmassa’s, de folteraars van weerlooze krijgsgevangenen, de uithongeraars van vrouwen en kinderen? Waarlijk, wanneer de nationaal-socialisten bij de nadering van de militaire kern van Nederlands partisanenbende in spe zouden vluchten, zou dit niet zonder reden zijn. – 9-9-44
De Mof krijgt leelijk van katoen,
Straks zal men hem tot aftocht dwingen
Wat zal men straks met Mussert doen?
Wat doet men met zijn volgelingen
Zij zijn zich wel ervan bewust
Leest men hetgeen zij heden schreven,
Dat men hun heusch niet laat met rust,
Zij vreezen voor hun lijf en leven.
Gauw nadert het vergeldingsuur.
En dan wordt naar de hel gezonden
Het heele N.S.B. – bestuur
Zij schuiven thans de schuld op Londen,
Omdat het voor de radio stookt,
En op de Stalin-bolsjewisten,
Dat momenteel de volksziel kookt
En dat gehaat zijn de fascisten.
Van buiten wordt geïntrigueerd
Dat men hun onverwijld zal vangen
En voor een strenge rechtbank sleurt,
Die hun veroordeelt om te hangen
Men schrijft: Gestook van buitenaf
Maakt wreede haatgevoelens wakker
Dus foltert en dus kwelt men laf
Aanstonds zulke N.S.B.er stakker.
Geen wonder dus, dat hij hem smeert
Als arm miskend en vreezend offer,
Hij deed beslist eraan verkeerd
Nam hij niet angstig gauw z’n koffer,
Nam hij niet ijlends gauw de wijk,
Voordat men hem zoostraks gaat dooden
Naar het Beloofde Derde rijk
Waar een azyl wordt aangeboden
Als men de N.S.B.ers haat,
Is dat – schrijft men – de schuld van buiten,
Want Radio Londen overlaadt
Hun jarenlang al met verwijten.
Zij zijn belasterd en miskend
Ten onrechte is men verbolgen
Op hun, met leugens ingeënt
Zal men onschuldigen vervolgen …
Wij hoeven wat hun daden zijn,
Heusch niet uit Londen te ervaren
Verraad en misdaad was hun lijn
In de voorbije oorlogsjaren,
De propaganda deert ons niet,
Dat men hun doodt, heeft dieper reden,
Want wat zoo straks met hun geschiedt,
Is slechts de loon voor wat zij deden.
Transcription: Thilo von Debschitz