Rose Marie Frijda Bouman (* 1942) werd als Joodse baby door haar moeder meegenomen om onder te duiken. Het plan was dat haar ouders zich eerst zouden verbergen op een boerderij en zich later zouden herenigen met hun dochter. Maar Frijda zag haar vader en moeder nooit meer – ze werden vermoord in het vernietigingskamp Sobibor. De eerste vier jaar woonde Frijda bij een familie die ze als haar ouders beschouwde. In 1947 werd ze meegenomen door haar oudtante, die beweerde dat zij en haar man haar ouders waren. Frijda kwam pas op 18-jarige leeftijd achter de waarheid over haar biologische ouders. Na de oorlog werkte ze als maatschappelijk werkster en orthopedagoge. Later werkte Rose Marie Frijda Bouman bij het Joods Historisch Museum in Amsterdam en ondernam ze verschillende vrijwilligersactiviteiten. Ze is getrouwd met Salomon Bouman.