CURT BLOCH

Curt Bloch werd geboren op 9 november 1908 in Dortmund. Na zijn rechtenstudie kreeg hij in 1933 een beroepsverbod opgelegd omdat Joden in het nationaalsocialistische Duitsland geen juridische beroepen mochten uitoefenen. Bloch ontvluchtte het toenemende antisemitisme en vertrok naar Nederland. In mei 1940 viel het Duitse leger Nederland binnen en daarna werd ook daar de Joodse bevolking systematisch buitengesloten en getreiterd. Toen de bezetters in 1942 begonnen met het oppakken, deporteren en vermoorden van Joden, dook Curt Bloch onder. Hij overleefde de tijd tot de bevrijding in 1945 in onderduik. Na de oorlog bleef hij nog drie jaar in Nederland en emigreerde toen naar de Verenigde Staten. Op 14 februari 1975 overleed Curt Bloch in New York.

Familie

Curt Bloch werd op 9 november 1908 geboren als Kurt David Bloch in Dortmund. Hij was het eerste kind van Paula en Siegfried Bloch, later werden nog de dochters Erna en Helene geboren. In het begin van de jaren 1920 kocht Bloch’s vader een huis in de Reinoldistraße in Dortmund. Het gezin van vijf personen woonde daar in een appartement, met de winkel van hun moeder op de begane grond.

De vader

Siegfried Bloch werd geboren op 4 maart 1874 in Breitenbach, nabij Kassel. (De geboorteplaats van zijn vader zou de zoon later gebruiken voor zijn pseudoniem als auteur tijdens zijn onderduik: hij noemde zichzelf Cornelis Breedenbeek.) Op 33-jarige leeftijd verhuisde Siegfried Bloch naar Dortmund en trouwde met Paula Kaufmann, afkomstig uit Kassel. Het paar woonde eerst in de Arneckestraße, tussen 1908 en 1913 in de Ludwigstraße en vanaf april 1913 in de Reinoldistraße. Uit archiefmateriaal blijkt dat Siegfried Bloch zowel beeldhouwer als handelaar was. Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende Siegfried Bloch in het leger. Hij overleed op 1 februari 1934 als gevolg van zijn verzwakte gezondheid door zijn dienst aan het front en werd begraven op het Joodse deel van de hoofdbegraafplaats van Dortmund. Zijn graf bestaat nog steeds.

Paula en Siegfried Bloch (© Bloch Family)

De moeder

Paula Bloch werd op 14 april 1883 geboren als Paula Kaufmann in Kassel, waar ze ook haar vroege kindertijd en jeugd doorbracht. Op 23 augustus 1907 verhuisde ze naar Siegfried Bloch in Dortmund en zes dagen later trouwden ze. Paula opende in 1933 een delicatessenwinkel en vertelde haar zoon over de vernederingen en repressies waaraan de Joden in Duitsland werden blootgesteld. In november 1934 vloog er een steen door het raam van haar winkel. De situatie verslechterde elke maand en tijdens de Kristallnacht werd haar zaak vernield. Op 8 juli 1939 volgde Paula Bloch haar gevluchte kinderen Curt en Helene naar Nederland. Op 5 mei 1942 werden zij en Helene samen in Leiden opgepakt, naar het vernietigingskamp Sobibor gedeporteerd en daar werd zij op 60-jarige leeftijd vermoord. Haar sterfdatum wordt vastgesteld op 21 mei 1943.

De zussen

Erna Bloch werd op 6 april 1912 geboren in het Dudenstift in Dortmund. Als jonge vrouw woonde ze onder andere in Wiesbaden en Amsterdam. Op 22 oktober 1935 trouwde ze in Dortmund met de veehandelaar Max Levy en na hun huwelijk verhuisde ze naar Breyell, de geboorteplaats van haar echtgenoot. Hun huwelijk bleef kinderloos. Max Levy belandde tijdelijk in het concentratiekamp Dachau na de Kristallnacht van 9/10 november 1938. Op 11 december 1941 werden Erna en Max gedeporteerd vanuit Düsseldorf naar Riga. Daar werden ze van elkaar gescheiden. Max werd naar het Salaspils-kamp gebracht, wat hij niet overleefde. Erna verbleef aanvankelijk in het Riga-getto en kwam in oktober 1944 het concentratiekamp Stutthof terecht. Waarschijnlijk is ze daar omgekomen als gevolg van de ontberingen van de gevangenschap of is ze bezweken tijdens een van de dodenmarsen bij de evacuatie.

Van links naar rechts: Curt Bloch’s zus Erna en haar man Max Levy, Helene Bloch (© Bloch Family)

Helene Bloch werd geboren op 30 augustus 1923 in de Städtischen Kliniken van Dortmund. Ze woonde tot maart 1939 in het ouderlijk huis in de Reinoldistraße 21 en vluchtte daarna naar Den Haag. Nadat haar moeder in Nederland was aangekomen, woonden ze samen in Enschede. Op 5 mei 1943 werd de 19-jarige Helene samen met haar moeder in Leiden opgepakt en op 21 mei 1943 in Sobibor vermoord.

Curt Bloch is het enige lid van zijn naaste familie die de Holocaust heeft overleefd.

School en studie

Ansichtkaart met een foto van het Stadtgymnasium, datum onbekend (© Stadtarchiv Dortmund)

Na de lagere school begon Curt Bloch in 1918 aan het Stadtgymnasium in Dortmund, dat vandaag de dag nog steeds bestaat. In 1927 behaalde hij zijn eindexamen en begon hij zijn rechtenstudie. Hij studeerde aan de universiteiten van Bonn (drie semesters), Berlijn (twee semesters), Freiburg en Erlangen (elk een semester). In november 1930 legde Bloch zijn eerste juridische staatsexamen af. Op 14 december 1930 promoveerde hij tot “Doctor in de Rechten”.

In februari 1931 solliciteerde Bloch bij het Oberlandesgericht Hamm als referendaris en begon in maart zijn stage in Dortmund. Hij doorliep stages bij het kantongerecht, de civiele kamer, de strafkamer, het openbaar ministerie en de arrondissementsrechtbank.

Naast zijn studie was Curt Bloch ook actief als publicist: hij schreef voor de links-liberale “General-Anzeiger für Dortmund”, de grootste Duitse krant buiten Berlijn. Al tijdens zijn stageperiode gaf Bloch zijn mening over juridische kwesties en een van zijn teksten werd zelfs als hoofdartikel gepubliceerd.

Met de machtsovername van de nationaalsocialisten in januari 1933 en het begin van hun antisemitische “tegenaanval” stond Curt Bloch als jood voor een professionele impasse. In het voorjaar van 1933 werd al bevolen dat alle joodse staats- en andere advocaten onmiddellijk verlofaanvragen moesten indienen. Ook Bloch werd begin april 1933 voor onbepaalde tijd met verlof gestuurd.

Reichsgesetzblatt van 7 april 1933 (uittreksel)

Emigratie naar Nederland

Op 29 april 1933 onttrok Curt Bloch zich aan de nationaalsocialistische jodenvervolging door naar Nederland te vertrekken. Inmiddels had hij zijn voornaam van Kurt naar Curt veranderd. Zijn kantoor in Dortmund hield aanvankelijk nog contact en vroeg via zijn ouders of hij onder de “beschermingsbepalingen van de Wet tot Herstel van het Ambtenarenberoep” viel. Joodse frontstrijders uit de Eerste Wereldoorlog waren namelijk uitgezonderd van de zogenaamde “Arische paragraaf”. Curt Bloch antwoordde kort maar met eloquente spot, die men later ook vaak in het “Onderwater-Cabaret” zou tegenkomen:

Verklaring
Ik verklaar dat ik niet aan het front heb gevochten, omdat ik nog maar 5 ½ jaar oud was bij het uitbreken van de oorlog. Mijn vader was frontsoldaat, maar is niet gesneuveld in de wereldoorlog. Ik zie geen reden om mijn ontslag uit de justitie aan te vragen.
Dr. Curt Bloch, Referendaris bij de Rechtbank

De ontslagprocedure kwam officieel op gang, de overmaking van zijn salaris werd stopgezet en op 31 augustus 1933 werd Curt Bloch officieel ontslagen.

De uitgeverij van de “General-Anzeiger für Dortmund”, waarvoor Curt Bloch als advocaat-stagiair had geschreven, werd in 1933 ook in beslag genomen – vanwege de publicatie van een tekening op de 44e verjaardag van Adolf Hitler, die door de nationaalsocialisten werd gezien als een “bespotting van de Führer”. Bloch, die zichzelf als politiek links beschouwde, bleef in contact met uitgever Jakob Stöcker.

In Nederland vestigde Curt Bloch zich aanvankelijk in Amsterdam. Hij leerde de Nederlandse taal en werkte in een importbedrijf voor goederen uit Azië. In 1934 kwam hij in dienst bij de tapijtverkoper Perez in Amsterdam en in 1936 verhuisde hij naar het filiaal in Den Haag. Zijn zus Helene, 15 jaar jonger, bezocht haar oudere broer vaak tijdens hun schoolvakanties.

Nadat de Duitse Wehrmacht Nederland in mei 1940 had bezet, kwam Curt Bloch opnieuw in gevaar. Duitse Joden werden gedwongen de kustgebieden te verlaten en het bedrijf Perez bracht Bloch over naar Enschede. In september betrok Curt een huis aan de Kamerlingh Onneslaan 26 in Enschede samen met zijn moeder en zus Helene, die inmiddels ook naar Nederland waren gevlucht. Zijn vader was al in februari 1934 overleden. Vanaf 1941 beperkte antisemitische regelgeving het leven van joden in Nederland steeds meer (zie ook Jodenvervolging).

Curt Bloch met zijn moeder Paula en zijn zus Helene voor het huis aan de Kamerlingh Onneslaan 26, Enschede

In september 1941 werden 105 joodse mannen uit de regio Enschede gearresteerd na een sabotageactie op telefoonkabels van de Duitse bezetter. Ze werden gedeporteerd naar het concentratiekamp Mauthausen – waar ze werden vermoord. Veel mensen in Enschede waren geschokt door het nieuws van hun dood. Leendert Overduin, een predikant in de Gereformeerde Kerk, en zijn zus Maartje zetten een ondersteuningsnetwerk op om de joden te helpen, van wie hij velen ook onderdak bood in zijn eigen huis.

In deze tijd dwong de bezetter de “arisering” van Nederlandse bedrijven af en Curt Bloch werd gedwongen het tapijtbedrijf Perez te verlaten. Hij nam een baan aan bij de Joodsche Raad van Enschede, waar hij Joden adviseerde die naar het buitenland wilden emigreren. Tegelijkertijd werkte hij als freelance kunsthandelaar.

Vanaf mei 1942 moesten Joden in Nederland een duidelijk zichtbare jodenster op hun kleding dragen. In juli 1942 begonnen de massadeportaties van Joden naar werk- en vernietigingskampen.

Onderduik en verzet

Nadat Curt Bloch een oproep kreeg om in Duitsland te gaan werken, besloot hij in augustus 1942 onder te duiken. Zijn moeder en zus Helene deden hetzelfde. Daarbij riepen ze de hulp in van het netwerk Overduin.

Niet alle onderduikadressen zijn bekend. Wel bracht Curt ongeveer twee jaar door op de zolder van het huis van het echtpaar Menneken op de Plataanstraat 15 in Enschede en vond hij vanaf december 1944 onderdak bij de familie Hulshof op de Wensinkweg 13 in Borne, ongeveer 20 kilometer ten noordwesten van Enschede. In tegenstelling tot Curt werden Paula en Helene in hun schuilplaats in Leiden ontdekt en gearresteerd, via doorgangskamp Westerbork naar vernietigingskamp Sobibor gedeporteerd en daar in mei 1943 vermoord. Curt Bloch hoorde pas na het einde van de oorlog van de dood van zijn moeder en zussen.

Curt Bloch schreef gedichten om zichzelf mentaal bezig te houden en om zijn mede-onderduikers te vermaken. Op 22 augustus 1943 publiceerde Curt Bloch het eerste nummer van zijn Onderwater Cabaret – in totaal zijn er 96 tijdschriften gepubliceerd tegen de tijd dat Enschede in april 1945 werd bevrijd.

Curt Bloch overleefde de nazi-bezetting op verschillende onderduikadressen. Vooral dankzij het sterke verzetsnetwerk van dominee Overduin overleefden 500 van de ongeveer 1300 joden die in Enschede woonden de Duitse bezetting. Op 3 april 1945 – twee dagen na de bevrijding van Enschede – verscheen Bloch’s laatste nummer van “Het Onderwater-Cabaret”. Curt Bloch was toen 37 jaar oud en moest zijn weg in het leven weer zien te vinden.

Naoorlogse periode en emigratie naar de VS

Bruiloft van Ruth en Curt Bloch in Amsterdam, juli 1946

In Amsterdam ontmoette Curt Bloch de 17 jaar jongere Ruth Kan, die het concentratiekamp Auschwitz had overleefd en net als Curt uit Dortmund kwam. Ze trouwden in juli 1946 en hun zoon Stephen werd in mei 1947 in Amsterdam geboren.

Ruth en Curt wilden niet op lange termijn in Europa blijven – vooral omdat ze niet alleen hun naaste familieleden maar ook de meeste van hun vrienden hadden verloren. Ze overwogen verschillende opties, Zuid-Amerika of Palestina waren mogelijke bestemmingen, maar uiteindelijk besloot het echtpaar naar de Verenigde Staten te emigreren. Op 20 april 1948 gingen ze met hun zoontje aan boord van het passagiersstoomschip “Nieuw Amsterdam”.

Op 27 april 1948 ging de familie Bloch in New York aan land. Curt Bloch verdiende aanvankelijk de kost als magazijnmedewerker in een margarinefabriek en als assistent in een vleeswarenfabriek. In 1953 kreeg hij het Amerikaanse staatsburgerschap. In datzelfde jaar diende hij een restitutieverzoek in bij de Duitse autoriteiten. Volgens het besluit van 31 december 1954 ontving Curt Bloch met terugwerkende kracht vanaf 1 april 1950 de pensioenuitkeringen van een arrondissements- en kantonrechter. In 1959 werd zijn dochter Simone geboren.

Curt Bloch, zoon van twee kooplieden, investeerde de vergoeding in zijn eigen bedrijf en vestigde zich als antiekhandelaar in New York. De winkel van zijn “Continental Antiques Corporation” was het laatst gevestigd op 517 2nd Avenue. Zijn professionele activiteiten brachten hem vaak naar Europa, waar hij oude meubels en accessoires kocht op antiekbeurzen en vlooienmarkten.

Curt Bloch keerde ook regelmatig terug naar Dortmund om het graf van zijn vader te bezoeken. Toen in 1972 – na 45 jaar – zijn vroegere klasgenoten van het gymnasium voor het eerst bij elkaar kwamen voor een klassenreünie, was Curt Bloch er ook bij. Een oud-klasgenoot begroette hem met de woorden: “Curt, we hadden je niet verwacht!”

Curt Bloch overleed op 14 februari 1975. Zijn vrouw Ruth woont in 2024 op 98-jarige leeftijd nog steeds in New York.

 

We willen het stadsarchief van Dortmund bedanken voor het gebruik van de verzamelde informatie. Voor een meer diepgaande studie van de historische omstandigheden en verdere biografische details raden we het (Nederlandstalige) boek Het Onderwater Cabaret van Gerard Groeneveld aan en een bezoek aan de tentoonstelling Mein Dichten ist wie Dynamit in het Joods Museum Berlijn (9 februari tot 26 mei 2024).