De Tweede Wereldoorlog begon met de Duitse invasie van Polen op 1 september 1939. Nederland verklaarde zich neutraal, een positie die het tijdens de Eerste Wereldoorlog had gehandhaafd. Op 10 mei 1940 viel het Duitse leger echter binnen, Koningin Wilhelmina en de Nederlandse regering vluchtten in ballingschap naar Londen. Na het bombardement op Rotterdam en de vernietiging van Middelburg capituleerde het Nederlandse leger op 15 mei 1940, waarbij de laatste geïsoleerde gevechtstroepen in Zeeland zich op 17 mei overgaven.
Op dat moment namen de Duitsers de controle over. Adolf Hitler benoemde een Oostenrijker, Arthur Seyß-Inquart, tot Rijkscommissaris voor de bezette Nederlandse gebieden. Hanns Albin Rauter werd verantwoordelijk voor de veiligheids- en politieaangelegenheden op het kantoor van de Rijkscommissaris en fungeerde als vertegenwoordiger van Heinrich Himmler in Nederland.
In zijn 37e editie van het tweede jaar van het OWC wijdde Curt Bloch een apart gedicht aan de machtige nazi Heinrich Himmler. Daarin staat onder andere: “Wie Heinrich Himmlers naam hoort, wordt lijkbleek van schrik.”
De Duitse bezetters probeerden zich te verzoenen met de lokale bevolking, omdat ze de Nederlanders als een broedervolk zagen. Aanvankelijk kende Nederland een economische opleving en de eerdere hoge werkloosheidscijfers namen af. Veel Nederlandse burgers gingen vrijwillig in Duitsland werken. Nederlandse bedrijven die goederen produceerden voor de Duitse markt zagen hun inkomsten stijgen.
Vanaf 1941 voerden de bezetters systematisch razzia’s uit – bijvoorbeeld na rellen in Amsterdam die waren uitgelokt door Nederlandse Nationaalsocialisten. Duitse propaganda gaf joodse burgers de schuld van de ongeregeldheden in Amsterdam. Gedurende het jaar vonden soortgelijke razzia’s plaats in de oostelijke provincies Overijssel en Gelderland, waar honderden joden willekeurig werden gearresteerd, gedeporteerd naar het concentratiekamp Mauthausen en gedood. Deze maatregelen veroorzaakten grote angst onder de bevolking en de houding ten opzichte van de Duitsers werd negatiever. Daarnaast vormden zich de eerste verzetsgroepen, hoewel de meerderheid van de Nederlandse bevolking het nieuwe regime accepteerde.
In zijn Onderwater Cabaret behandelt Curt Bloch vaak het verzet tegen de Duitse bezetters. Hij componeert zelfs een Nederlands lied met bladmuziek: het Lied van Verzet is te vinden in de vierde editie van de derde jaargang.
Verzetsactiviteiten omvatten het schrijven en verspreiden van verboden publicaties, het verzamelen van militaire informatie ter ondersteuning van de geallieerden, het verbergen van vervolgde mensen en het ontwikkelen van ontsnappingsroutes voor hen en voor neergeschoten geallieerde piloten. Afhankelijk van de definitie variëren de aantallen Nederlandse verzetsmensen van 25.000 tot 60.000, met een totale bevolking in mei 1940 van ongeveer 8,7 miljoen.
Het aantal verzetsstrijders kan worden vergeleken met de lidmaatschapscijfers van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB). Van 1931 tot 1945 was de NSB aanvankelijk een fascistische en later een nationaalsocialistische partij in Nederland. De NSB maakte een snelle groei door, van slechts 1.000 leden in 1933 nam het ledental in de jaren dertig toe tot meer dan 100.000. Na de Duitse bezetting van Nederland was de NSB de enige toegestane partij, maar haar populariteit daalde met het begin van de Tweede Wereldoorlog en de Duitse bezetting. Tegen het einde van de oorlog in mei 1945 had de NSB nog maar enkele tienduizenden leden over. De oprichter en leider van de partij was Anton Adriaan Mussert.
Over Mussert en de NSB maakt Curt Bloch talrijke rijmpjes die zijn minachting uitdrukken. Zo publiceert hij op 3 juni 1944 het gedicht De Honden van de NSB.
Ook een propagandacampagne georganiseerd door Commissaris Schmidt, waarin de SS vrijwilligers rekruteerde voor de ‘strijd tegen het bolsjewisme’ vanaf 1941, was behoorlijk succesvol. Ongeveer 22.000 Nederlanders meldden zich tijdens de oorlog vrijwillig voor dienst in de elite-eenheid.
De bevoorrading verslechterde vanaf 1942, omdat de Nederlandse economie steeds meer werd uitgebuit door de Duitse bezetters.
Na de enorme nederlaag van het Duitse 6e Leger bij Stalingrad werden opnieuw veel Duitse mannen opgeroepen voor militaire dienst om de enorme verliezen te compenseren. De opengevallen arbeidsplaatsen werden ingenomen door mensen uit de bezette gebieden. Eind april 1943 moesten alle mannelijke Nederlandse burgers tussen de 18 en 35 jaar zich registreren voor mogelijk werk in Duitsland, wat aanzienlijke onrust en een landelijke staking veroorzaakte.
De Duitse dwangmaatregelen troffen bijna elk Nederlands gezin, maar konden niet zoals gepland worden uitgevoerd. De Duitsers gingen nu regelrecht op jacht naar “arbeidsslaven”. Tegelijkertijd vielen verzetsstrijders bevolkingsregisters en arbeidsbureaus aan om de inzet van deze mannen te voorkomen. Onder dergelijke aanvallen viel er ook één op het bevolkingsregister van Amsterdam in maart 1943. Studenten die niet de (verplichte) loyaliteitsverklaring aan het Duitse Rijk tekenden, moesten ook dwangarbeid verrichten in Duitsland. Van de 15.000 studenten tekenden er slechts 2.000 en ongeveer 3.500 werden later gearresteerd en naar het Rijk getransporteerd.
De gedwongen verhuizing van ongeveer 200.000 mensen voor de bouw van de “Atlantikwall” droeg ook bij aan de toename van sterke anti-Duitse gevoelens.
Na D-Day – de geallieerde landing in Normandië vanaf 6 juni 1944 – werd Nederland een frontgebied. Maastricht werd op 14 september bevrijd, en op 17 september landden geallieerde parachutisten (Amerikanen, Britten, Australiërs, Polen) bij Arnhem. Het doel was om de Maas, de Waal en de Rijn over te steken. Ze slaagden er echter niet in om de Duitse verdedigingslinies in Arnhem te omzeilen en de geallieerden moesten zich met zware verliezen terugtrekken.
Op 20 mei 1944 publiceerde Curt Bloch in zijn verzetsmagazine het gedicht De “Day D” (schlager). Hij reageerde op de Slag om Arnhem met een tekst in zijn “Onderwater-Cabaret” van 7 oktober 1944.
In september 1944 was de deportatie van joden bijna voltooid; meer dan 100.000 mensen waren vermoord in concentratie- en vernietigingskampen (zie ook Jodenvervolging).
Canadese en Poolse troepen veroverden het schiereiland Walcheren in oktober/november 1944. Van daaruit bevrijdden ze delen van Zuid-Nederland in november en december 1944. Het noordoosten van Nederland – inclusief het dorp Borne, waar Curt Bloch zich tot slot verstopte – werd pas in april 1945 bevrijd door Canadese troepen.
De gevolgen voor de burgerbevolking waren in de laatste maanden van de oorlog aanzienlijk. De Nederlandse regering in ballingschap in Londen riep op tot een staking door spoorwegarbeiders, waarop de bezetters reageerden door de voedselvoorziening te beperken. Duizenden Nederlanders verhongerden in de winter van 1944/45, en zowel het bestuur als de economie stortte in.
Koningin Wilhelmina keerde op 13 maart 1945 terug naar haar land. Op 5 mei 1945 capituleerde de Wehrmacht in Noordwest-Europa en daarmee eindigde de bezetting van Nederland.
“Bevrijd!” is de titel van een gedicht in de laatste editie van “Het Onderwater-Cabaret”. Hierin vergelijkt Curt Bloch zichzelf met een vogel die drie jaar gevangen zat. Eindelijk, schrijft hij, staat zijn kooi nu open.
In totaal zijn van de negen miljoen Nederlandse burgers naar schatting 225.000 tot 280.000 mensen gestorven tijdens de oorlog en de bezetting, inclusief ongeveer 2.000 mensen die betrokken waren bij het verzet, 20.500 door bombardementen of gewapende conflicten en 22.000 in de hongerwinter van 1944/45. Ongeveer 20 procent van de Nederlandse bevolking was dakloos aan het einde van de oorlog. Dit betrof onderduikers die hun schuilplaatsen verlieten, zoals Curt Bloch, evacués die hun huizen hadden verloren, evenals voormalige concentratiekampgevangenen en dwangarbeiders die terugkeerden.
De informatie op deze pagina is gebaseerd op publiekelijk beschikbare bronnen en op het boek De lange Tweede Wereldoorlog van Peter Romijn (Uitgeverij Balans, Amsterdam 2020), dat verdere details geeft over de bezettingsperiode. Wij danken de auteur van harte voor het delen van zijn informatie.