2e jaargang, nr. 50, pagina 2
2e jaargang, nr. 50, pagina 3

cover / inleiding

De nieuwe Prometheus

Zesentwintig maand vervlogen
En nog zitten we gevangen
En je voelt de vijand dreigen
Met het hart door angst bevangen.

Zal de redding nooit meer komen,
Krijgt dit onheil nooit een einde?
Straks zien wij na jaren afzien
Nooit de zon nog weer eens schijnen.

Komt men ons dan nooit bevrijden,
Ons, al zo lang vastgebonden?
Zoals ooit Prometheus’ lever
Door de gieren werd verslonden,

Zo knaagt de tijd aan onze magen,
Vreet de tijd aan onze ziel,
In de val gelokt als muizen
Met het mes strak op de keel.

Elk geluid maakt ons aan ’t beven
En we houden ons verscholen.
Angst en vrees, dat is ons leven
En in nissen en in holen

Blijven wij schuw weggekropen,
Schuw verstopt en schuw verborgen,
Wachtend op het ons beloofde,
Wachtend op de vrije morgen.

Als Prometheus, die door goden
Aan de rotsen werd geboeid,
Zo zit ik te vloeken, tieren,
Want ik merk, ik raak vermoeid.

Vertaling: David Pieters