Donald Koppel (* 1941) moest samen met zijn moeder onderduiken in Utrecht nadat zijn vader in 1942 door de nazi-bezetters werd opgepakt voor een “economisch delict” (fietsbezit), gedeporteerd en uiteindelijk vermoord in kamp Mauthausen. De kleine Donald brengt bijna de hele oorlogsperiode door met zijn moeder, haar schoonouders en nog enkele familieleden, ondergedoken bij de familie Toom in Utrecht. Zo ontsnapt de Joodse familie aan de vernietiging. De onderduiktijd laat zijn sporen na; na de bevrijding heeft Donald door het jarenlange isolement grote moeite om met andere kinderen om te gaan. Na school en universiteit werkt hij als econoom en universitair docent. Na de oorlog is Donald Koppel in nauw contact gebleven met zijn redders in Utrecht; hij heeft er zich ook voor ingezet dat zij in 1996 postuum geëerd worden als “Rechtvaardigen onder de Volkeren” door Yad Vashem.