Erna Houtkooper-Barend (* 1940) groeide op in Amsterdam als kind van een Joodse vader en een niet-Joodse moeder. Toen haar vader dwangarbeid verrichtte in kamp Westerbork, was haar moeder zwanger van Erna’s broer. De vroedvrouw schreef een brief naar de directie van kamp Westerbork met de vraag of de vader verlof kon nemen. Zijn vrouw had een ongeluk gehad en ze vreesden voor het leven van de moeder en de ongeboren baby. Het verzoek om verlof werd bij wijze van uitzondering ingewilligd. Meteen na de geboorte van Erna’s broertje besloot haar vader met het gezin onder te duiken. Erna, haar moeder en broers vonden een onderduikadres in Ermelo, terwijl haar vader op verschillende plaatsen in Nederland verbleef. Erna’s directe familie overleefde de tijd van angst en vervolging. Haar grootouders en andere familieleden, 36 mensen in totaal, werden vermoord in de nazikampen. De oorlog heeft de hele jeugd van Erna Barend gevormd – maar er werd thuis niet over gesproken.