2e jaargang, nr. 56, pagina 2
2e jaargang, nr. 56, pagina 3
2e jaargang, nr. 56, pagina 4

cover / inleiding

Het ware beeld

Jullie hadden de Führer in pastel,
In olieverf, gedrukt, in gips,
Als groot model, als klein model,
In bruin hemd met das.

Met zijn lok op het voorhoofd,
Een beetje ongekamd,
Zo was hij jullie geluksster,
Zo heeft hij jullie geleid.

Jullie droegen hem als een amulet
Om jullie Duitse hals,
Dag en nacht, zelfs in bed,
Droegen jullie hem ook

Als medaillon, als zegelring,
En als manchetknoop,
Hij sierde, wanneer mogelijk,
Zelfs de kop van een pijp.

Op koffiekoppen, eetgerei,
Prijkt het nobele hoofd van Adolf,
In jullie hoofd was het wild en verward,
Jullie geloofden in hem.

In kinderkamer en salon
Hangt telkens een beeld van de Führer,
In Koningsbergen, Berlijn en Bonn
Was men vervuld van hem.

Postzegels dragen zijn portret,
Zelfs op het zilvergeld,
Dat jullie al lang niet meer zien,
Omdat men papier gebruikt,

Was Hitlers beeltenis gegraveerd,
Men zag hem overal,
In porselein, uit hout gesneden,
Op Hansjes rubberen bal.

Men bouwt een huisaltaar voor hem,
Hij was de Duitse god,
En Duitsland danste vele jaren
De Adolf Hitler-draf,

De Duitse oorlogs- en tempeldans,
De dans op de vulkaan.
Hij droeg bij voorbaat een lauwerkrans,
En jullie hebben je vergist.

Zo langzamerhand begint het tot jullie door te dringen,
Dat jullie bedrogen zijn,
Hij bracht niet het koninkrijk der hemelen
En de gelukzaligheid.

Met Hitlerbeelden zonder tal
En face en en profil
In brons en roestvrij staal
Bereiken jullie toch niet het doel.

Jullie zijn uitgeput en leeggezogen,
De droom werd niet vervuld.
Jullie zijn uitgehongerd en haveloos,
Dat is het ware beeld.

Post-editing: Ernst Sittig, Sylvia Stawski