22 augustus 1943
Inleiding tot de inhoud:
In “Vroeger, thans en straks” werpt Curt Bloch eerst een blik op het verleden, toen men door reclame tot consumptie werd aangespoord. Maar sinds de Duitse bezetting is de situatie dramatisch veranderd, nu heerst er hongersnood. Bloch kijkt uit naar de tijd dat de Moffen – een denigrerende benaming voor Duitsers – verslagen zullen zijn: “Dan streelt men tong en magen met nieuwe overvloed.”
Het gedicht “Groote mannen” verwijst naar Adolf Hitler en Benito Mussolini. Elk van hen heeft zich door oorlogshandelingen “van een onbekende tot een grootsch persoon” ontwikkeld – maar wel ten koste van volkeren die lijden en in armoede worden gestort. Men heeft zich door deze “grote mannen” in de oorlog laten meeslepen, maar voor beiden ging het mis. Met Mussolini is er al een man “k.o.”, en “hopen dat Adolf gauw gaat evenzoo”.
In zijn gedicht “Spoken” deelt Curt Bloch fantasierijke gedachten vanuit zijn schuilplaats. Hij vertelt over zijn verblijf bij ene Geertje van de Weerd, waar hij als onderduiker goed verzorgd werd en geen zorgen had was. Maar ‘s nachts verschenen er geesten. Bloch vermoedt dat de spookachtige activiteiten het werk van de huisvrouw zelf waren.
Met “Operatie Husky” landen de geallieerde troepen op 10 juli 1943 op het eiland Sicilië. Hun opmars naar het binnenland en de verovering van de stad Catania kunnen niet worden tegengehouden door de ongeveer 345.000 Italiaanse en Duitse soldaten die op het eiland zijn gestationeerd. Op 17 augustus is Sicilië volledig in handen van de Amerikaanse en Britse strijdkrachten. De Duitse propagandaminister Joseph Goebbels geeft de nederlaag echter niet waarheidsgetrouw toe. Over zijn misleidende valse verklaringen aan het Duitse publiek schrijft Curt Bloch het gedicht “De sluier van Catania” (in de inhoudsopgave gebruikt hij per ongeluk het Nederlandse woord “van”).
Het “Propellerlied” verwijst naar het motorgebrom van de geallieerde bommenwerpers. Wanneer Curt Bloch dit “gezoem” hoort, verbetert zijn moedeloze stemming. Tante Betje, blijkbaar een huisgenote, voelt angst bij dit lawaai. Bloch stelt haar gerust en zegt dat ze het vliegtuiglawaai als afleiding moet zien – tenslotte wordt door de bommen van de vliegtuigen het “Derde Rijk aan gruis” geslagen.
Op de laatste twee binnenpagina’s van zijn boekje promoot Curt Bloch zijn eigen boek “Piet en Coba”. Wie het leest, zal snel van verdriet genezen, schrijft hij. Als auteur noemt hij “Cornelis Breedenbeek” – Blochs pseudoniem, waarbij de achternaam is afgeleid van de geboorteplaats (Breitenbach) van zijn vader Siegfried Bloch. Vrij onbescheiden wijst Bloch erop dat de publicatie “HET Nederlandse jeugdboek van de naoorlogse tijd” zal zijn. Achter de namen Piet en Coba gaan twee personen schuil die een tijdje samen met Curt Bloch een schuilplaats hebben gedeeld: Bruno Löwenberg en Karola Wolf. De door Bloch aangekondigde, meerpagina’s publicatie bestaat daadwerkelijk.