Tijdens de Duitse bezetting van Nederland leefde Curt Bloch in onderduik. Op die manier ontsnapte hij aan deportatie naar een arbeidskamp of vernietigingskamp. Onder moeilijke omstandigheden ontwikkelde Bloch een zeer persoonlijke vorm van verzet tegen het naziregime: “Tijdens de periode dat ik me moest verbergen, publiceerde ik elke week een boekje met satirische gedichten in het Duits en Nederlands, en liet het circuleren in kleine kring.”
Verwijzend naar zijn situatie als onderduiker noemde Bloch zijn publicatie “Het Onderwater-Cabaret.” Met deze titel verwees hij naar een moderne vorm van kleinkunst die in de Weimarrepubliek een groot publiek aansprak. Cabaretvoorstellingen bestonden doorgaans uit een reeks creatief vormgegeven teksten, liederen en sketches waarin de artiesten maatschappelijke misstanden aan de kaak stelden, beroemdheden bespotten en het volk confronteerden met zijn vermeende domheid. Onder het naziregime werden politieke cabaretvoorstellingen gecensureerd en gesloten of onder staatscuratele geplaatst. De radiouitzending “Cabaret op zondagmiddag,” uitgezonden in Nederland, zou Bloch ertoe hebben aangezet om zijn eigen subversieve cabaret tegenover deze fascistische en antisemitische propaganda te stellen.
Van 22 augustus 1943 tot 3 april 1945 bedacht, schreef, gaf vorm en produceerde Curt Bloch 96 afzonderlijke exemplaren van het “OWC” met in totaal 492 gedichten op meer dan 1.700 pagina’s.
In 1943 bracht hij 19 nummers van zijn tijdschrift uit. Het volgende jaar waren het er 61, evenals een speciale editie in juli 1944, waar geen specifieke datum aan kan worden toegewezen. Het jaar 1945 omvatte 15 nummers.
De nummers verschenen meestal op zaterdag, maar er waren ook bijzonder productieve perioden, vooral in augustus en september 1944, met twee uitgaven per week.
Curt Blochs handgemaakte boekjes waren iets kleiner dan een standaard ansichtkaart, ongeveer 10 × 13,5 cm en hadden doorgaans 16 of 20 pagina’s.
Alle uitgaven zijn in genummerde volgorde volledig bewaard gebleven. Alleen bij één gedicht – Afscheid van “De Gouden Bommen” – zijn delen van de pagina’s afgescheurd. Dit gebeurde waarschijnlijk met opzet om mogelijke aanwijzingen naar zijn schuilplaats te verwijderen.
Curt Bloch haalde meestal inspiratie voor zijn gedichten uit journalistieke krantenartikelen, maar af en toe ook uit illustraties, advertenties of persfoto’s. Vanaf de 19e editie van zijn “Onderwater-Cabaret” plakte hij de relevante knipsels in de tijdschriften, voorzag ze van een handgeschreven datum en soms zelfs van een bronvermelding.
In de eerste jaargang van het OWC publiceerde Curt Bloch 111 gedichten, in de tweede jaargang 302 gedichten (plus negen in de speciale editie) en in de derde 70 gedichten. De meeste verzen waren geschreven in gekruist rijm, sommige in paarrijm of staartrijm.
Voor elke editie schreef hij een reeks op zichzelf staande bijdragen. Hun aantal varieerde: meestal waren het er vier tot zes, maar in de editie 5 van het jaar 1943 waren het er twaalf, terwijl de editie 12 van hetzelfde jaar slechts drie teksten bevatte. Omdat Blochs lezers zowel Duitse onderduikers als leden van het Nederlandse verzetsnetwerk omvatte, rijmde hij – afgezien van een Engels lofgedicht op de geallieerde strijdkrachten – in het Nederlands (277 gedichten) en Duits (214 gedichten). Het feit dat hij de taal van de gehate bezetters überhaupt gebruikte, bracht Bloch ertoe zich in een editie van zijn tijdschrift te rechtvaardigen.
Inhoudelijk draaide het in het Onderwater-Cabaret vooral om de actuele gebeurtenissen. In veel bijdragen persifleerde Bloch bekende vertegenwoordigers van het NS-regime, sommigen kregen zelfs hun eigen gedichten. Naast Adolf Hitler en Joseph Goebbels, die in de verzen bijzonder vaak voorkwamen, kwam men ook Heinrich Himmler (rijksminister van Binnenlandse Zaken), Joachim von Ribbentrop (rijksminister van Buitenlandse Zaken), Gerd von Rundstedt (opperbevelhebber West) en buitenlandse dictators zoals Benito Mussolini (Italië) en Francisco Franco (Spanje) tegen. Maar ook prominente Nederlandse fascisten zoals Arthur Seyß-Inquart (rijkscommissaris van Nederland), Anton Mussert (oprichter en leider van de Nationaal-Socialistische Beweging, NSB) en Maarten van Nierop (lid van de NSB en redacteur van de door de nationaal-socialisten gecontroleerde Twentsch Nieuwsblad) werden het doelwit van spot en hoon.
Een ander belangrijk thema in de OWC waren alledaagse ervaringen tijdens de bezetting, zoals honger, stakingen en razzia’s. Bovendien gaf Blochs lyrische persoonlijkheid diepe inzichten in zijn gevoelswereld: de bezorgdheid om zijn familie – vooral zijn geliefde zus Helene –, de wanhoop en het ongeduld in de onderduik, de ergernis over zijn geïsoleerde situatie, de dankbaarheid voor elke vorm van steun, de vreugde over de overwinningen van de geallieerden en steeds weer de hoop op een spoedige terugkeer naar de vrijheid. Blochs rijmen tonen een breed scala aan emoties en wisselende stemmingen afhankelijk van de voortgang van de oorlog.
Hoewel Bloch zijn verzen vaak richtte aan onbereikbare literaire geadresseerden, konden zijn lezers zich erin herkennen – vooral omdat ze meestal eindigden met de hoop op een spoedige beëindiging van de oorlog en de bevrijding door de geallieerden. Voor de naoorlogse tijd schreef Bloch de tekst Aan mijn Duitse lezers, waarin hij hen dringend smeekte om wakker te worden en te leren van de fouten uit het verleden.
Bloch liet zijn lezerskring ook deelnemen aan de uitdagingen van zijn geheime uitgeverij. Toen de geallieerden naar zijn mening niet snel genoeg vorderden en hij lang moest wachten op goed nieuws, klaagde hij over het gebrek aan onderwerpen dat daarvan het gevolg was. Toen werd het papier schaars, en daarmee ook kranten en tijdschriften – zijn belangrijkste inspiratiebronnen. In april 1944 overwoog hij om het werk aan het Onderwater-Cabaret volledig stop te zetten en schreef hij een gefrustreerd afscheid van het OWC, maar een week later bracht hij alweer de volgende editie uit.
Eenmaal stelde Bloch zich voor dat hij een kwarteeuw moest wachten op de bevrijding. Uit dit gedachte-experiment ontstond het jubileumgedicht 25 jaar OWC – een terugblik uit het jaar 1968 op een lange tijd van leven in onderduik.
Met zijn allerlaatste gedicht, de Bovenwater-finale van het OWC, nam Curt Bloch afscheid van zijn lezers als uitgever, redacteur, auteur, vormgever en producent in één persoon – voor altijd.
Terwijl de eerste covers van het OWC-magazine nog in zwart-wit waren, maakte Curt Bloch de omslagen van zijn tijdschrift vanaf de 17e editie in 1943 in kleur. Hij knipte letters, afbeeldingen en vlakken uit verschillende gedrukte media en plakte ze met lijm op het omslagpapier.
In juli 1944 besloot Bloch om de naam van zijn tijdschrift op het omslag af te korten. Tot en met nummer 32 van het tweede jaar gebruikte hij de titel “Het Onderwater-Cabaret”. Vanaf nummer 33 gebruikte hij de afkorting “OWC”. Het acroniem op de cover behield hij tot het laatste magazine.
Als de tekst niet door hem met de hand werd aangebracht, plaatste Curt Bloch uitgeknipte lettervormen voor de titel HET OWC op wisselende plekken op de omslag.
Net als bij de naam van zijn tijdschrift verwijst Bloch ook met de titelvormgeving naar de karakteristieke bloei van populaire cultuur uit de Weimar-republiek. Zijn plakwerk verwijst naar de artistieke techniek van de collage, die ook in de massamedia van die tijd werd toegepast. Zeer bekend waren bijvoorbeeld de satirische en politiek provocerende collages van de kunstenaar John Heartfield voor de socialistische Arbeiter-Illustrierte Zeitung.
Een belangrijk element van het politieke cabaret was en is muziek. Daarom zette Bloch veel van zijn gedichten op muziek. Hij noemde ze onder andere schlager, song of ballade, en vormde de verzen als coupletten en refreinen. In één geval – bij het lied van het verzet – maakte Curt Bloch zelfs bladmuziek.
Cabaretiers, collagekunstenaars en Curt Bloch – die als gepromoveerde jurist geen opleiding in vormgeving volgde – hebben gemeen dat ze met eenvoudige materialen en middelen, creativiteit, improvisatietalent en een even geestige als subtiele humor unieke kleine kunstwerken creëerden.
Bloch schreef zijn gedichten met inkt op houtvrij papier, meestal in schrijfletters, vanaf nummer 4 van de derde jaargang steeds in blokletters. In een laatste stap naaide hij de bladen aan elkaar. Elk tijdschrift is een uniek stuk vakmanschap en vormgeving. Een overzicht van de variëteit aan OWC-omslagen is te zien in de titelpagina’s.
Net als de beroemde cabarets van de Weimar-republiek liet Curt Bloch zich vooral inspireren door actuele maatschappelijke of politieke gebeurtenissen. Zijn netwerk voorzag hem van Nederlandse en Duitse gedrukte media, waarvan de inhoud meestal werd beïnvloed door propaganda en censuur van de bezettende macht. In het Onderwater-Cabaret vind je berichten uit het officiële NSB-partijorgaan Volk en Vaderland en de kranten Nieuwe Rotterdamsche Courant, Twentsch Nieuwsblad, Algemeen Handelsblad, De Courant, Katholieke Illustratie-Zondagsblad, Het Nationale Dagblad, evenals de onafhankelijke, verzetskrant Trouw.
Onder Bloch’s Duitstalige lectuur vielen Das Reich, Koralle, Libelle, Illustrierter Beobachter, Das Illustrierte Blatt (later: Neue Frankfurter Illustrierte), Deutsche Illustrierte, Münchener Illustrierte Presse, Hamburger Illustrierte Zeitung, Hamburger Fremdenblatt, Stuttgarter Illustrierte en Kölnische Illustrierte Zeitung.
De wekelijkse leeskring van “Het Onderwater-Cabaret” begon in de directe omgeving van Curt Bloch, met mensen die hem onderdak boden, mede-onderduikers zoals Karola Wolf en Bruno Löwenberg, evenals leden van het verzet in Enschede. Zodra ‘s nachts de luiken gesloten waren, kon Bloch zijn schuilplaats verlaten. Vaak zat hij met zijn gastheren en hun bezoekers in de woonkamer, waar hij de cabaretstukjes persoonlijk kon voordragen. Zijn publiek bestond echter ook uit onderduikers en hun ondersteuners in andere huizen. De Nederlandse historicus Gerard Groeneveld (Het Onderwater Cabaret) vermoedt dat de tijdschriften wel dertig mensen bereikten. Maar vanwege de aard van de geheime operatie moest de exacte hoeveelheid lezers en hun namen onbekend blijven.
Hoewel de circulatie van de kleine tijdschriftjes vaak het in het geheim doorgeven vereiste, bleef Bloch’s verzetsactie onontdekt. Alle 96 edities keerden in goede staat naar hem terug. Na het einde van de oorlog emigreerde hij naar de Verenigde Staten, waar hij de tijdschriften in vier verzamelbanden liet inbinden.
Tientallen jaren stonden de originelen grotendeels onopgemerkt in de boekenkast, omdat Bloch’s kinderen en kleinkinderen geen directe verbinding hadden met Europa, de Europese geschiedenis van de 20e eeuw niet intensief werd behandeld op hun scholen en ze pas als jongvolwassenen Duits als vreemde taal leerden. Ondanks de inmiddels verworven taalvaardigheden vonden ze het moeilijk om de handgeschreven verzen van Curt Bloch te begrijpen, met talloze afkortingen en ouderwetse termen. Desalniettemin wilden ze altijd meer weten over het “Onderwater-Cabaret” en de creatieve nalatenschap van Curt Bloch toegankelijk maken voor alle geïnteresseerden. Nu, na ongeveer 80 jaar sinds de publicatie, kan dit unieke historische document aan een wereldwijd publiek worden gepresenteerd.
In de biografieën van Curt Bloch en Anne Frank zijn talrijke overeenkomsten te vinden: ze werden beiden geboren in Duitsland en verhuisden naar Nederland vanwege de toenemende Jodenvervolging – Bloch als jonge jurist en Frank als vierjarige met haar familie. Beiden doken in de zomer van 1942 onder om te voorkomen dat ze gedeporteerd en vermoord zouden worden. Er zijn ook overeenkomsten in hun werken – Blochs tijdschriften en Frank’s dagboek: beide werden gecreëerd in het geheim, in een extreme situatie van existentiële angst en sociale isolatie. Anne Frank’s dagboek beslaat de periode van 12 juni 1942 tot 1 augustus 1944, terwijl Curt Bloch’s “Onderwater-Cabaret” iets later verscheen, van 22 augustus 1943 tot 3 april 1945. Zowel het dagboek als het satirische tijdschrift bevatten observaties van het dagelijks leven en geven inzicht in de gevoelens van de auteurs. Beide auteurs legden handgeschreven vast wat hen in die tijd bezighield – grotendeels in het Nederlands, dus niet in hun moedertaal.
Maar er zijn ook verschillen: toen Anne Frank met haar dagboek begon, stond ze op het punt om dertien jaar oud te worden; Curt Bloch was al 33 jaar oud toen hij de eerste editie van zijn “OWC” publiceerde. Anne Frank las af en toe passages uit haar dagboek voor aan mede-onderduikers; Bloch deed dit ook, maar liet zijn tijdschriften vooral naar andere huizen brengen, zodat andere onderduikers en verzetsstrijders erin konden lezen. Anne Frank’s dagboek beslaat ongeveer 290 pagina’s, Curt Bloch liet alleen met zijn “OWC” meer dan 1.700 pagina’s na (hij schreef ook nog kleinere individuele werken). Anne Frank heeft naast het beschrijven van haar gedachten en ervaringen ongeveer 25 gedichten in haar dagboek vastgelegd, terwijl Curt Bloch in het “Onderwater-Cabaret” uitsluitend gedichten heeft geschreven – bijna 500 in totaal. Het gezin Frank verstopte zich in Amsterdam in het noordwesten van Nederland, terwijl Bloch onderdak vond in het oosten, in de regio Enschede. Anne Frank stierf samen met haar zus Margot in het concentratiekamp Bergen-Belsen, alleen haar vader Otto Frank overleefde. Curt Bloch bleef ondergedoken tot de bevrijding – de toen 36-jarige overleefde als enig lid van zijn familie.
Anne Frank’s dagboek werd in 1947 gepubliceerd en later vertaald in vele talen. Bloch’s tijdschriften werden pas bekend bij het grote publiek vanaf november 2023 door de uitgebreide Nederlandse publicatie van Gerard Groeneveld, gevolgd door internationale mediaberichten, tentoonstellingsactiviteiten van het Joods Museum Berlijn en niet in de laatste plaats door deze website.
Samen met de dagboeken van Anne Frank, Victor Klemperer en andere chroniqueurs, wier verslagen onmisbare getuigenissen werden, biedt Curt Bloch’s “Onderwater-Cabaret” nu een verdere, zeer persoonlijke inkijk in het leven tijdens de nazitijd.