De tijd vervliegt zoo drommels snel,
Gebeurtenissen drijven
Hun wisselvallig wonderspel
Onlangs schreef nog ’t fascistenstel:
Ja Oostland zijn wij nog in tel
En zullen daar ook blijven.
Het oosten wacht op ons cultuur,
Wij zullen cultiveren
Wij overnemen het bestuur,
Al is het voor de Russen zuur
Wij helpen onzen oosterbuur
Het land exploiteeren.
Voor ons is het een reuze baan:
De Russen onze slaven,
Of wij hun trappen of hun slaan
Het komt er werkelijk niet op aan,
Wat is het toch een prachtbestaan,
Dat zij zoo aan ons gaven,
Werkelijk, zoo alles bij elkaar
Voelde men zich tevreden
Men voelt zich haast als kleine tsaar.
De russen spelen ‘t werk wel klaar
Toch af en toe doen zij wat raar,
Wat is ervoor de reden?
De nieuwe orde laat hun koud
Zij haten het fascisme,
Zij noemen deze orde oud
Het lijkt, dat men ons niet vertrouwt
En als verdrukkers ons beschouwt
En blijft bij ’t bolsjewisme.
De Duitschers hollen achteruit
Met hun de nieuwe heeren
Zij schreeuwen thans wat minder luid
Verliezen de verwachte buit
De oostlanddroom vond zijn besluit
Men moest evacueeren.
Menigeen, die naar Oostland voer
Moest daar zijn leven geven
Slechts kort was hij een heerenboer,
Een partisaan lag op de loer,
Geeindigd is de oostland-toer,
Men is voorgoed gebleven.
Transcriptie: Thilo von Debschitz