Weet men, dat iets heel zeker komt
En niet meer is te keeren,
Wat geeft het, of men scheldt en bromt
En treurig zit te zeuren.
Want kijkt men sip en kijkt men zuur
Loopt het slechts in de gaten,
Men slaat ermee een slecht figuur
En ’t zal je toch niets baten.
Straks, wist men, komt het tweede front,
Ja, straks komt de invasie.
Men deed alsof men ’t prachtig vond,
Zoo menig Duitsche Nazi
Kneep hem inwendig als de hel,
Maar toonde zich manmoedig,
Al kreeg hij haast een kippevel
Deed stout hij en koelbloedig.
Men deed, alsof men erop wacht,
Dat gauw de Britten komen,
Wij hebben hun iets toegedacht,
Waarvan zij heusch niet droomen.
Men deed, alsof men vond ’t reuzefijn
– Men kon het in kranten lezen –
Het tweede front wordt een festijn,
Te mooi om waar te wezen.
Duitsche generaal over de invasie.
De militaire medewerker van een Duitsch persbureau heeft met een generaal uit den staf van den opperbevelhebber der Duitsche strijdkrachten in het Westen, generaal veldmaarschalk Von Rundstedt, een interessant onderhoud gehad. Op de vraag, hoe de generaal dacht over de invasie antwoordde hij: “Dat is een Engelsche aangelegenheid, daarvoor moet gij u tot den heer Churchill wenden.” Toen de ondervrager opmerkte, “Maar generaal Montgomery heeft gezegd dat het tweede front in Europa reeds voorhanden is en het bombardement van Europa aanzienlijke vorderingen maakt. Volgens de laatste berichten zouden den Engelschen en Amerikanen de eerstvolgende vier weken de grootste militaire amphibische onderneming starten, die de wereld ooit gezien heeft”- antwoordde de generaal door hem de hand te schudden en afscheid van hem te nemen met de woorden: “Dat zou te mooi zijn om waar te zijn.” – 25-3-44
En men sprak van de ‘Poort des Doods’,
Die dood en vuur zou zaaien,
Men was erg trotsch en deed zeer grootsch,
De Brit gaat naar de haaien.
Generaal-veldmaarschalk Rommel controleert tijdens zijn uitgebreide inspectie-reizen de afweerkracht van den Atlantikwall, die nog voortdurend door een dicht aaneengesloten afweersysteem versterkt wordt. De poort des doods. Van hieruit zullen de Britten bij een landing met een vernietigend vuur ontvangen worden. – 14-2-44
Komt hij aan de Atlantikwall
Is hij beslist verkoûen
Want de Atlantikwall staat pal
Met al z’n bijgebouwen.
De ‘Wall’ biedt wel een schoon aspect
In duizend tafereelen
Een zeer kunstzinnig architect
Liet zijn bekwaamheid spelen.
Duitsche wacht aan den Atlantischen Oceaan. De Atlantikwall. Een haven aan de Kanaalkust is door zware en lichte wapens beveiligd. Aan den ingang der haven staat het zware geschut der marine-kustartillerie. – 31-3-44
Ik vind hem reuze artistiek,
Een aanwinst voor het landschap,
Zeker beschouwt men ’t als geluk
Behoort men tot zijn manschap.
Men heeft den Wall zeer rijk bestuukt,
Met vreeslijke kanonnen.
Elk Britsche poging is mislukt
Voordat zij is begonnen.
Zware en zwaarste beletten den tegenstander den toegang tot den Atlantikwall. Sommige kalibers hebben zulk een omvang, dat in den loop van het geschut een man makkelijk plaats vindt – 17-3-44
Maar komt de vijand wel aan land,
Krijgt hij een ‘feestverlichting’,
Die vindt hij heusch niet prettig, want
Die stoort zijn krijgsverrichting.
De verdediging van Nederland – opgewassen tegen iederen aanval. Een groot aantal zoeklichten staan langs de Nederlandsche kust gereed, den Anglo-Amerikanen bij hun eventueele landingsacties een feestverlichting te verstrekken. – 17-5-44
Voor Eisenhower is het zwaar,
Hij zou deze strijd graag winnen,
Dat zou heel mooi zijn, denkt hij, MAAR
Waar moet ik hem beginnen?
De invasiegeneraal
Nadat de Anglo-Amerikaanse “Siegeszug” in Italië onder zijn commando vast was gelopen, werd generaal Dwight Eisenhower na de conferentie van Teheran benoemd tot opperbevelhebber van het geallieerde invasieleger in Europa. Maar aan de Atlantische kust zal de verraderlijke Badoglio hem niet helpen … – 13-5-1944
Zijn zorgen zijn beslist niet klein,
Hij zit ermee verlegen
En heeft – men weet dit in Berlijn –
Pijn in zijn hoofd gekregen.
Eisenhowers hoofdpijn
Waar moet hij landen en waar kan hij landen?
Want de Atlantikwall baart hem
Verdriet en zware zorgen,
Hij is voor hem een reuze rem
Op de invasiemorgen.
De Franse kust is uitgebouwd tot een versterkte vesting van de eerste orde. De Organisation Todt heeft hier miljoenen kubieke meters beton geinstalleert. Een landing zou op enorme moeilijkheden stuiten.
Men wist het alles heel precies,
De vijand had geen kansen.
‘Wij zijn zoo sterk en hij zal dies
Naar ons geschutvuur dansen’.
Desondanks kwamen zij aan wal,
Haast zonder moeilijkheden,
De Duitsche vesting scheelt geen bal
En daarom stelt men heden
In Duitschland zeer verbaasd den vraag
Hoe kon in een paar uren
Men – menig Duitscher wist het graag –
Doorbreken zulke muren??
Twee vragen zijn blijkbaar in verband met de invasie bij het Duitsche publiek gerezen en zij worden behandeld door de militaire medewerkers der Duitsche bladen. De eerste luidt: Hoe was het mogelijk, dat er binnen enkele uren een bres werd geslagen in het vrijwel als onneembaar beschouwde Atlantische bolwerk? – 14-6-44
En waarom liet men hun aan land
En heeft men hun niet verdreven???
De tweede vraag luidt: waarom drijven de Duitsche troepen de geallieerden niet de zee in?
Die vragen rezen en de krant
Tracht antwoord thans te geven.
Zij trachten weer eens om de zaak
Zooals steeds heen te draaien
En trachten voortdurend maar raak
De dingen te verfraaien.
Maar ieder ziet ’t was geen succes,
Duitschland krijgt zware klappen,
D’Atlantikwall vertoont een bres
Om nimmer meer te lappen.
Transcriptie: Gerard Groeneveld