22-01-1944, 2e jaargang, nr. 4, pagina 4
22-01-1944, 2e jaargang, nr. 4, pagina 5
22-01-1944, 2e jaargang, nr. 4, pagina 6
22-01-1944, 2e jaargang, nr. 4, pagina 7
22-01-1944, 2e jaargang, nr. 4, pagina 8
22-01-1944, 2e jaargang, nr. 4, pagina 9
22-01-1944, 2e jaargang, nr. 4, pagina 10
22-01-1944, 2e jaargang, nr. 4, pagina 11
22-01-1944, 2e jaargang, nr. 4, pagina 12
22-01-1944, 2e jaargang, nr. 4, pagina 13
22-01-1944, 2e jaargang, nr. 4, pagina 14
22-01-1944, 2e jaargang, nr. 4, pagina 15

cover / inleiding inhoudsopgave

Oude Kranten

Een zeldzame bekoring
Geeft mij een oude krant
Men kan er veel uit leeren,
Hij is interessant.

Je kunt eraan goed merken
Hoe gauw de tijd vervliegt,
En buitendien blijkt duidelijk
Hoezeer men ons beliegt.

In zulke oude kranten,
Wordt positief beweert,
Dat nimmer zou geschieden
Hetgeen thans is gebeurd.

Je kunt bij voorbeeld lezen,
Hier staat het zwart op wit
De Duitschers schenden nimmer
En nooit ons grondgebied

De Duitsche Rijksminister, dr. Goebbels heeft gisteren het woord gevoerd voor vertegenwoordigers der buitenlandsche pers. Hij refereerde allereerst aan zijn jongste verklaring, dat de rijksreegering vast besloten is de neutraliteit van Belgie, de Nederlanden en Luxemburg strikt in acht te nemen – 25/9 1939.

Ja wel, in ‘39
Heeft Göbbels dit gezegd,
De duitsche daden passen
Bij deze woorden slecht.

In ’40 werd een wrijving
Met Rusland scherp ontkend
Geen troepen concentraties
Verklaart men vehement.

Duitschland en Rusland.
Looze geruchten over verwikkelingen.
Nadat er de laatste dagen in de Engelsche pers steeds weer berichten waren opgedoken over de samentrekking van buitengewoon sterke Russische strijdkrachten aan de Oostgrens van Duitschland als vervolg op de Russische actie tegen Litauen, meldde Reuter op 19 Juni uit Kaunas, dat er Duitsche troepenbewegingen plaats vonden in Oost-Pruisen. Van officieele Duitsche zijde wordt ten aanzien hiervan met stelligheid verklaard, dat er geen Duitsche troepenbewegingen aan de Duitsch-Litausche grens hebben plaats gehad. – 21-6-40

Want tusschen ons en Rusland
Is alles koek en ei
Met leugens maakt in Engeland
Men slechts de menschen blij,

Spreekt van verwikkelingen,
En spreekt van grensgeschil,
Terwijl onze relaties
Zeer vredig zijn en stil.

De brit zou ons wel gunnen
Krijg met den Bolsjewiek,
Maar tusschen ons en Rusland
Heerscht vriendschapspolitiek.

Ja, deze britsche vlieger
Gaat heelemaal niet op
En buitendien heeft Engeland
Ook nog een andere strop.

Zij weten de verwachte
Hulp uit Amerika
Zij kan hun niets meer baten,
Want zij komt zeker na

De duitsche overwinning
En dan is het te laat
Het is niet intedenken
Wat hun te wachten staat.

Het is steeds weer hetzelfde liedje, zoo zegt men in Duitsche politieke kringen. Daar blijkbaar de verwijzing naar de Amerikaansche hulp niet meer trekt, probeert Reuter thans het Engelsche volk in deze ernstige dagen nu het uur van de afrekening nadert, voor te spiegelen, dat er verwikkelingen tusschen Duitschland en Rusland te verwachten zijn. – 21/6 1940

In London is bevreesd men
Zeer voor het hakenkruis
Zoodoende gaat vertrekken
Alreeds het koningshuis,

Ja, met een oorlogsbodem
Gaat men naar Canada
En gaat zijn intrek nemen,
In de stad Ottawa.

Engelsche Koninklijke familie naar Canada?
Voorbereidingen zouden worden getroffen.
Het Italiaansche blad “Gazzetta del Popolo” publiceert een artikel van haar correspondent te Lissabon, waarin verklaard wordt, dat de Engelsche koninklijke familie reeds voorbereidingen treft voor haar vertrek naar Canada. Deze geruchten aldus het blad, worden daardoor bevestigd dat de inspecteur van Scotland Yard. F.W Cameron, de persoonlijke veiligheidsattaché van den koning, op doorreis te Lissabon vertoefd heeft. Inspecteur Cameron kwam aan met een Amerikaansch schip, dat de laatste repatrieerende Amerikaansche staatsburgers aan boord had. Ook enkele Britsche groot-industrieelen en bankiers uit de Londensche city bevonden zich aan boord. Cameron zou op het Britsche gezantschap te Lissabon een persoonlijk schrijven van Koning George aan den Hertog van Windsor hebben afgegeven. Het blad meldt verder, dat Koning George waarschijnlijk met Koningin Elizabeth, de Koningin-moeder en de Hertogen van Kent en Gloucester de overtocht zal maken met een Britsch oorlogsschip, dat door lichte oorlogsvaartuigen geëscorteerd wordt. Volgens Amerikaansche berichten zou het koningspaar zijn intrek nemen te Ottawa. – 26/7 1941

Er kwam wel krijg met Rusland,
Amerika kwam ook
En de krantenillusies
Zijn opgegaan in rook.

De rook komt van de branden,
Die Engelands luchtmacht legt
“Terreurbombardementen
Ten spot van ’t volkenrecht”

Maar kan men ten aanzien van de cultuur wel iets beters verwachten van lieden wier opperhoofd thans te Quebec met zijn trawanten de laatste hand legt aan de plannen om het Duitsche volk “te bombardeeren, te verbranden en op alle mogelijke manieren onverbiddelijk te vernietigen”, zoals de welingelichte meneer Brendan Bracken ons verzekert? – 24/8 43
Zoo hoort men hun thans schreeuwen
Maar toen zij legden brand,
Toen heeft men’t mooi gevonden
En prees het in de krant.
21-6-40
Het D.N.B. meldde gisteren nader: In de afgeloopen 24 uur heeft de Duitsche luchtmacht meer dan 500.000 K.G. bommen op Engeland laten vallen. Dit hooge cijfer wordt verklaard door het feit, dat de Duitsche vliegers door het buitengewoon heldere zicht en den opmerkelijk geringen afweer door de luchtdoelgeschut en jagers volkomen ongehinderd hun bommen konden laten vallen. Bij sommige bemanningen was de geestdrift over het succes zoo groot, dat zij evenals in den Poolschen veldtocht, in den afgeloopen nacht steeds weer met nieuwe en grootere bommenlasten van hun bases opstegen om den arbeid der vernieling te voltooien. Daarbij zag men wel enkele Britsche nachtjagers, die ter verdediging waren opgestegen, doch zij schenen zoozeer onder den indruk van het getal aanvallers te zijn, dat zij in geen enkel geval een gevecht aanvaardde. Hieraan en aan het volkomen falen van het afweergeschut zal het zijn toe te schrijven, dat geen Duitsch toestel verloren ging, hoewel steeds nieuwe golven gevechtsmachines, die van het invallen van de duisternis tot den morgen boven Engeland waren, tot den aanval overgingen. Zondag werden de aanvallen zonder onderbreking voortgezet.
Het is nimmer hetzelfde,
Als twee hetzelfde doen,
Heel andere geluiden
Van heden en van toen.Wie durft het te betwijfelen,
Wat Göbbels zegt, is waar,
En wie het niet beaamde,
Die was een “roddelaar”.

En die werd uitgelachen
Toen door de N.S.B
Kent U nog de affiche
Van

RODDELT U OOK MEE?
HAH 12-6-42
Hetgeen toen werd geroddeld
Kwam allemaal wel uit,
Duitschland gaat naar de haaien,
Men hoort het grafgeluid.In ’40 zag men Ciano
Vroolijk en wel gemoed
Bezocht hij toen Duinkerken
En zei, het gaat wel goed.

De Italiaansche minister van Buitenlandse Zaken, Graaf Ciano, bracht een bezoek aan het Westelijk front. De minister op weg naar Duinkerken. Links de chef van het protocol von Dörnberg. – 18/7/1940
Met Hitler zullen varen,
Wij gauw naar Engeland,
Mijn schoonvader Benito,
Die staat ervoor garantDe tijden zijn veranderd,
Graaf Ciano was erst zoek,
Later werd hij gevonden
En Schoonpa gaat hem Kloek

Thans een proces aanhangen,
Omdat hij hem verried,
Dit zijn de eindgezangen
Van ’t Giovinezzalied.*

Waar is Ciano?
De vroegere minister van buitenlandsche zaken en schoonzoon van Mussolini, graaf Galeaza Ciano heeft met zijn gezin Rome verlaten. De Corriera della Sera deelt daaromtrent mede, dat graaf Ciano zijn woning in de stadswijk Parioli sinds den 26en Juli niet had verlaten, zoodat algemeen werd aangenomen, dat hem huisarrest was opgelegd. Vrijdagmorgen 27 Aug. Heeft men den graaf nog voor het venster van zijn woning zien staan, kort nadat de gravin met de kinderen was uitgegaan en niet weer teruggekeerd, stelde men vast, dat ook graaf Ciano zich niet meer in het huis bevond. Het huispersoneel was betaald en ontslagen. Men neemt aan, dat graaf Ciano het huis verkleed verlaten heeft, daar het ononderbroken door acht agenten werd bewaakt. Waarheen de graaf zich met zijn gezin heeft begeven, is nog niet bekend. Nader wordt gemeld, dat Ciano en Dino Grandi, eertijds min. Van buit. zaken en ambassadeur te Londen, op pensioen zijn gesteld. – 1/9 1943
De krant brengt nu een prentje
Daaronder wordt verhaald:
Vriend Churchill heeft gelogen,
Vriend Churchill heeft gepraald.Voordat de bladeren vallen
Is Hitler naar de maan,
De bladeren zijn gevallen
En nog is ’t niet gedaan.

24/12 43
December in Londen.
“Vertel eens Bobby, waarom spijkeren die mannen de bladeren aan de boomen vast?”
“Weet U dan niet, dat Churchill gezegd: “voordat de bladeren vallen is het met de Nazis gedaan”.
Maar ik haal uit mijn lade
Spoedig een oude krant
En voel deze beweering
Eens even op de tand.En zie: Het is een leugen
Hetgeen de krant vermeldt
Churchill heeft slechts gevechten,
Niet Adolfs val voorspeld.

Churchill voorspelt zware gevechten.
2/7 43
Grooscheepsche operaties vereischen maanden van voorbereiding.
Naar de Engelsche Nieuwsdienst meldt, heeft Winston Churchill gisteren ter gelegenheid van zijn benoeming tot eereburger van de stad Londen een rede uitgesproken, die begon met de voorspelling, dat “er in de Middellandsche Zee en elders zware gevechten zullen uitbreken, voordat de herfstbladeren vallen”. Voorts herhaalde Churchill, dat Engeland van zijn tegenstanders “onvoorwaardelijke overgave” wil eischen en dat zij zich aan zijn “absolute rechtsspraak en genade moeten onderwerpen”.
Ik heb erom geen zorgen,
De krant heeft zich vergist,
Adolf zal spoedig vallen
Ik weet het heel beslist.Zoo zijn de oude Kranten
Een ware prachtlectuur,
Je, ziet men, stuurt ons geestelijk
Van ’t kastje naar de muur.

Vandaag wordt iets als waarheid
En geldig voorgesteld,
Morgen wordt heel iets anders
Als even waar vermeld.

Zij denken, het geheugen
Der menschen is zoo kort
En dat in oude kranten
Niet meer gelezen wordt.

Zij liegen bij de dagen
En liegen bij het uur
En als wij het geloofden,
Dan waren wij wel zuur.

Wij laten ons niet lijmen
Gebruiken ons verstand
En zoeken naar de waarheid,
Soms in een oude krant.

*) Dit gedicht werd geschreven vóór de veroordeling en terechtstelling van Graaf Ciano

Transcriptie: Thilo von Debschitz