Was in voorbije jaren
Een INTERLAND-wedstrijd
Wie kon hem ons verklaren,
Levendig, uitgebreid
En uitermate boeiend
Per radiomicrophon
Men wist het: Han Hollander,
Die spand’ erin de Kroon.
Of Neêrland tegen België
Of Hongarije speeld’,
Als hij er van verslag gaf,
Heeft men zich niet verveeld
Al kon men ’t niet aanschouwen,
Beleefde men ’t toch mee,
Ook als men ’s Zondags thuis zat,
Men was ermee tevree
Of men ook geen biljetten
Voor ’t stadion krijgen kon
Heeft men naar hem geluisterd,
Was men in ’t stadion,
Zag alle lotgevallen
Van ’t groote landenspel
Zag ‘t heen en weder golven
Soms kalmpjes en soms fel. –
De tijden zijn veranderd,
Geen Interland-wedstrijd
Wordt aan ons meer geboden
In dezen oorlogstijd.
Zij spelen aan de fronten
Vandaag een ander spel,
Beslist niet minder spannend,
Beslist niet minder fel
Maar ik vind de verslagen
Veel minder interessant
Dan in Hollanders dagen
In vredig Nederland.
Ik vond de zaak in ’t Oosten
Beslist nog eens zoo schoon
Gaf Han zijn commentaren
Per radiomicrofoon.
Kijk eens de Moffen loopen,
Ziedaar, ziedaar de Rus,
De Mof heeft niets te hopen,
De uitslag is wel wis.
De Mof heeft het verloren
Zijn manschap is doodop,
U kunt het zeker hooren,
Hij krijgt zwaar op z’n kop.
De Rus heeft tot het laatste
Zijn krachten opgespaard
Een doelpunt na het ander
Maakt hij met reuze vaart.
Ik vind het, mijn toehoorders,
Heusch een geweldig spel,
De Russen zijn de winnaars,
De Mof zit in de knel.
En keek hij in het Westen,
Vond hij ’t eerst minder fijn:
Het spel is zonder actie,
Is saai en zonder gijn.
En gaat beslist vervelen,
Bij lange na niet goed,
Zij kunnen lang niet spelen
Zoals de Rus het doet.
Dan hoorde men hem gapen,
Een zagend, snurkend toon
En Han was ingeslapen
Plots aan de microfoon
Maar dat is thans geleden,
Die tijd is lang voorbij,
Nu was hij best tevreden,
Net zoo tevrêê als wij:
Kijk eens, de Moffen wijken,
Zij raken van de wijs,
Zeer spoedig zal wel blijken:
Het doelpunt heet: Parijs!
Maar denk niet, dat aan Han ooit
Men zulk een baantje geeft,
Want Han, die is … niet arisch,
Wees blij, als hij nog leeft.
Transcriptie: Thilo von Debschitz