2e jaargang, nr. 49

Inleiding tot de inhoud

In het gedicht Stalin-Varia telt Curt Bloch op in hoeveel regio’s Josef Stalin al zijn invloed uitoefent. De Russische dictator eist de opening van de waterweg tussen het Europese vasteland en het Aziatische schiereiland, hij heeft communist Georgi Dimitrov uit Moskou teruggeroepen naar Bulgarije, en hij probeert ook de politieke koers te beïnvloeden in Roemenië, België, Frankrijk, Italië en Finland. Net zoals dronkaards overal witte muizen zien, zo “Zien vandaag de Hitlervroomen Roode spoken in ’t verschiet.”

De jeugdige leeftijd van een hooggeplaatste Wehrmacht-officier verbaast Bloch: de handtekening onder een persfoto duidt op een 29-jarige generaal. Curt Bloch beschouwt de man als een Duits Wonderkind. “Zodra hij uit de baarmoeder komt, Wordt hij al soldaat.” De snelle opkomst door de hiërarchie van de troepen wordt overdreven door Bloch – van soldaat “Voordat hij kan lopen” tot generaal “Voordat hij zijn vormsel heeft gehad”. En kort daarna wordt hij al met hoge eer ten grave gedragen.

De Slag om Arnhem in september 1944 eindigde met een Duitse overwinning. Hoewel de geallieerden weliswaar enige vooruitgang boekten en delen van Nederland konden bevrijden, werd het doel van een snelle opmars naar Duitsland niet bereikt. Dit vertraagde de geallieerde opmars in het westen en had gevolgen voor het verdere verloop van de oorlog. De Slag om Arnhem en Operatie Market Garden werden later behandeld in het bekende boek en de film “A Bridge Too Far” (“Een Brug te Ver”). Curt Bloch neemt met verdriet kennis van het nieuws uit Arnhem, maar hij verliest de hoop op betere tijden niet. “Laten we de kop niet hangen, … uiteindelijk komt het goed.”

Op de cover van deze editie ziet u een fragment van het “Zelfportret als de Heilige Paulus” geschilderd door Rembrandt van Rijn in 1661. In de kleine Rembrandtmonoloog laat Bloch de wereldberoemde schilder aan het woord. Omdat hij in de Amsterdamse Jodenbuurt heeft gewoond, worden zijn schilderijen nu uit Duitse musea verwijderd. Eerder stonden mensen vol bewondering voor hem, maar nu ontkent “knoeier” Adolf Hitler de kwaliteiten van zijn kunst. “Men noemt mij ontaard, verdacht, Rembrandt, mij, de schildermeester.” Maar hoezeer de Nederlandse kunstenaar zich ook ergert, hij ziet toch in: als men deze “idioot” nog steeds zou bevallen, zou men zich inderdaad moeten schamen.

Het Horst-Wessel-Lied was het strijdlied van de NSDAP en werd tijdens het nationaalsocialisme in Duitsland gezongen. De tekst was geschreven door Horst Wessel, een SA-Sturmführer en lid van de SA. Maar met de ondergang van het Derde Rijk moet men, vindt Curt Bloch, op zoek gaan naar het nieuwe Duitsche volkslied. Zelfs de eerste strofe van het Duitse volkslied is niet meer passend gezien de nederlaag. Passend bij de bevrijding van Parijs van de Duitse bezetters, die enkele dagen voor de publicatiedatum van deze OWC-editie werd gevierd, beveelt Bloch het lied “Wij zijn in Parijs geweest!” aan.

Een persfoto toont Benito Mussolini in februari 1938 bij de afname van de Passo Romano, een parade. Maar de tijden van de parade zijn voorbij, schrijft Bloch. De “Duce” voelt de haat van het Italiaanse volk, zijn heerschappij ligt in puin, hij zit nu machteloos in een paleis in Venetië – met de gunst van Hitler. Een vlucht over de Brennerpas die hij overweegt, noemt Curt Bloch zinloos, want zowel Mussolini als de Duitse leider zijn “Ze zijn beide moribundi, Binnenkort zijn ze dood.”