2e jaargang, nr. 52

Inleiding tot de inhoud

In september 1944, toen de Tweede Wereldoorlog eigenlijk al verloren was, mobiliseerde het Duitse Rijk nog eenmaal de laatste krachten: alle “mannen die wapens konden dragen in de leeftijd van 16 tot 60 jaar” moesten zich bij de Duitse Volkssturm melden om weerstand te bieden aan de naderende vijand. Curt Bloch uit zijn kritiek op het feit dat er al miljoenen zijn omgekomen en nu “kind en veteraan” worden opgeroepen. Maar zelfs deze oproep zou de door de propaganda voorspelde ommekeer niet brengen. De eigenlijke wens van de Volkssturm was om er vandoor te gaan.

In de loop van de maanden leest men ook in de teksten het ongeduld dat bij Curt Bloch groeit. Hij wacht in zijn schuilplaats reikhalzend de bevrijding  af en vreest dat zijn hachelijke situatie zich nog lang zal voortslepen. In deze stemming schrijft hij het gedicht 25 jaar Onderwater-Cabaret. Daarin blikt hij vanuit de toekomst – om precies te zijn vanuit het jaar 1968 – terug op een triest jubileum van onvrijheid. Hij beklaagt zich erover dat zijn haar inmiddels dun en grijs is geworden, maar dat leek Eisenhower in het geheel niet te deren, en ook de Britse troepen boekten bij Hannover geen enkele vooruitgang. Hij, Bloch, zat nog steeds in zijn schuilplaats – alleen met zijn hoop en dromen over vrede.

De situatieschets behandelt de huidige stand van zaken aan het front. De Amerikaanse troepen breken het verzet van de Wehrmacht in het Westen. In het Oosten zijn de dromen over expansie voorbij, het Russische leger rukt onverminderd op. Curt Bloch sluit zijn gedicht af met een vraag: “Duits volk, jullie kudde schapen, hoe lang laten jullie je nog afslachten voor hen die jullie er zover toe hebben gedreven?”

Terwijl de kritieke situatie met betrekking tot de brandstofvoorziening verslechtert, houdt de bezetter Nederlandse fietsers op de weg aan en vordert hun vervoermiddelen. Bloch waarschuwt daarom voor de “Duitse zwijntjesjagers” en raadt aan de fietsen goed te verbergen. Hij voorspelt dat de “Duitse beulsknechten” binnenkort zonder fietsen op de vlucht zullen slaan.

De Ballade van de Wekker vertelt over een Duitse mejuffrouw Becker, wiens klok niet meer werkt. Omdat de  Duitse uurwerkmakers allemaal zijn opgeroepen voor militaire dienst, wordt de wekker ter reparatie naar Parijs gestuurd. Intussen wordt de stad aan de Seine (op 25 augustus 1944) bevrijd van de nationaalsocialistische bezetter, zodat de wekker nooit meer terugkeert naar Duitsland – en mejuffrouw Becker treurt.