De tijden zijn thans zeer beroerd,
Zij zijn haast niet te dragen,
Waarheen het nog ten slotte voert,
Of het slechts een paar dagen,
Of het nog maanden duren zal,
Wie durft het te voorspellen,
Den dag, het uur van Hitlers val,
En hun, die ons thans kwellen.
Wij gissen ’t en wij weten ’t niet
En willen haast wanhopen,
De redding lijkt ver in ’t verschiet,
Het schijnt niet meeteloopen.
Men vraagt: Draai ik eronder heen,
Zal ik de vrêe beleven,
Soms denk ik ja, soms vrees ik neen,
Wie zal het antwoord geven.
Tenslotte vind ik troost in ’t feit
Ik sta niet zonder kansen,
Misschien word ik nog eens bevrijd,
Ontspring aan deze dansen.
Beleef de tijd die hierna komt,
Een tijd van recht en vrede,
Waarin de waanzin is verstomd,
En triomfeert de rede.
De rede en de menselijkheid
En liefde en vertrouwen,
Misschien zal ik bevrijd, verblijd
Een nieuwe tijd aanschouwen.
Transcriptie: Thilo von Debschitz