2e jaargang, nr. 56

Inleiding tot de inhoud

In het gedicht Het ware beeld beschrijft Curt Bloch hoe alomtegenwoordig portretten van Adolf Hitler in het leven van de Duitsers waren. De afbeeldingen van de Führer, “en face en en profil”, versierden kantoorruimtes evenzeer als woonkamers, koffiekoppen, munten en zelfs pijpenkoppen. Men had een “huisaltaar” voor de “Duitse god” opgericht en zijn oorlogsdansen uitgevoerd, schrijft Bloch. Maar het beloofde koninkrijk der hemelen was niet gekomen en het ware beeld was anders: “Jullie zijn uitgehongerd en haveloos.”

Curt Bloch kan en wil zijn Schuilverjaardag 1944 niet vieren. Als ondergedoken persoon mag hij geen gasten ontvangen die hem felicitaties en cadeaus brengen. Maar in zijn schuilplaats voelt hij zich sowieso “dood en geen mensch”. Hij hoopt binnenkort weer in vrijheid te kunnen leven en neemt zich voor om dan blij en plechtig zijn “her-geboortedag” te vieren.

Curt Bloch’s rijmpjes voor de Dag van de Russische Revolutie, 7 november 1944 reflecteren op een toespraak van Joseph Stalin. Ook Bloch denkt “met plezier” terug aan de revolutie in 1917 en ziet in de Sovjet-Unie zelfs “de toevlucht van de onderdrukten”, omdat het “Mensenrechten hoog en heilig houdt.” Duitsland daarentegen, dat zich tegen Rusland wilde keren, wordt over de hele wereld gehaat. Nu staat Stalin met zijn Sovjetleger voor het Derde Rijk en zal hij zijn vlaggen op de puinhopen van Berlijn planten.

In het korte gedicht Jaren (9-11-44) reflecteert Curt Bloch op de vergankelijkheid van het menselijk leven. Hij werpt een blik terug en het lijkt hem alsof vroeger alles beter was. Of de toekomst goede of slechte jaren zal brengen, kan hij niet voorspellen. Maar door oorlog en de vervolging van Joden ziet hij veel van zijn tijdgenoten “als dorre blaêren Vóór de tijden” verdwijnen. Bloch is vastbesloten om te overleven tot de bevrijding: “Eerst moet nog de vrede komen en voor ons een nieuwe tijd.”

In Engelse Noden geeft Curt Bloch commentaar op een artikel uit de “Illustrierter Beobachter”. Daarin wordt een Britse cartoon getoond die de slechte bevoorradingssituatie van de Britten behandelt en concludeert dat de Duitsers nog veel beter af zijn. Bloch ontmaskert deze Duitse propaganda als een knullige afleidingsmanoeuvre en stelt drie illustraties uit Duitsland tegenover de Britse, die getuigen van minstens even groot gebrek aan kleding, kolen en vakmensen in Duitsland.