2e jaargang, nr. 60

Inleiding tot de inhoud

De titel van het gedicht De nieuwe slag bij Leipzig verwijst naar het feit dat er na de beroemde Slag bij Leipzig in 1813 nog meer grote gevechtsacties rondom de Saksische stad zouden hebben plaatsgevonden. Deze informatie haalt Curt Bloch uit een door de nationaal-socialisten gecontroleerde krant, die op haar beurt de Zweedse pers citeert. (In feite keerden negenenzeventig zware bommenwerpers van de Britse luchtmacht niet terug van de grotendeels mislukte aanval op de industriestad Leipzig in de nacht van 19 op 20 februari 1944. Ongeveer 420 bemanningsleden werden gedood, nog eens 131 werden krijgsgevangenen. Dit was destijds de duurste aanval van de Royal Air Force in de Tweede Wereldoorlog.) Bloch gelooft de propagandaberichten niet, hij beschouwt ze als nepnieuws. Joseph Goebbels probeert met dergelijke leugens alleen maar de uitzichtloze situatie van de Duitsers te verdoezelen en “de zwakke positie van de Führer voor even nog versterken”.

Op 25 december denkt Curt Bloch na over Kerstmis 1944. De Bijbelse boodschap van vrede wordt al tweeduizend jaar verkondigd, maar haar droom is tot nu toe niet vervuld. In plaats van liederen en psalmen hoort men het geluid van strijdwapens, “in plaats van klokken loeien sirenes”. Bloch wenst dat de mensheid tot inzicht en rede komt – “dan breekt de tijd van eeuwige vrede aan.”

In een metafoor voor de oorlogsvoortgang vergelijkt Curt Bloch de oorlog met de voetbalwedstrijd. Hij beschrijft daarin een wedstrijd die volgens een krantenbericht in 1936 zou hebben plaatsgevonden. (Volgens ons onderzoek werd deze bijzondere wedstrijd echter op 24 april 1932 gespeeld.) Destijds speelde Ajax Amsterdam tegen Sportclub Enschede. De hoofdstedelijke club werd als superieur beschouwd en leidde met 3-1 vijf minuten voor het einde van de wedstrijd. Veel Ajax-fans verlieten het stadion voor het eindsignaal met het zekere gevoel van een overwinning – en misten hoe Enschede de wedstrijd in de laatste minuten nog in een gelijkspel veranderde. Bloch verwijst naar het jaar 1940, toen de nazi’s zich al als winnaars van de Tweede Wereldoorlog beschouwden. “Doch rest jou aan het slot van de wedstrijd de Duitse nederlaag.”

Op 15 november 1944 pleegden Nederlandse verzetsstrijders een bankoverval waarbij 46,1 miljoen gulden werd buitgemaakt (waarde in 2023: 354 miljoen euro). Dit geld was op bevel van Rijkscommissaris Seyß-Inquart van Arnhem naar Almelo gebracht – met als doel om in Duitsland te belanden. Deze overval op dertien geldkisten wordt beschouwd als de grootste bankoverval in Nederland tot ver na het jaar 2000 en omvatte een groter bedrag dan de beruchte Britse treinoverval. Het was een verzetsdaad waarvoor de Nederlandse regering schriftelijke toestemming uit Londen had verleend. De actie eindigde in een tragedie. Nog voor het einde van het jaar was het geld weer in Duitse handen en moesten zes daders met hun leven betalen. Curt Bloch reageert met zijn antwoord aan “de Rakker” op een column van een redacteur; deze fantaseert over wat er allemaal mogelijk is met de hoge beloningsprijs van één miljoen gulden na de opheldering van de zaak. Voor Bloch zijn de bankrovers helden, hij is diep ontroerd door deze coup “ten schade van de Duitse macht”. Hij zou de daders nooit verraden.

Curt Bloch heeft sterke twijfels over de consistente toepassing van de Duitse rastheorie, omdat hij denkt dat een Duitse korporaal op een persfoto eruitziet als een Jood. “Zuiver Arisch is hij zeker niet, de neus doet het vermoeden”, beweert Bloch. Zijn voorouder moet zeker een rabbijn zijn geweest. En dienovereenkomstig sarcastisch is dan ook het grootvaderlijk commentaar op de kleinzoon.