Het OWC. brengt elke week
Zoo menig onderwatersteek,
Het lijkt op een kabouter,
Hetgeen ik schrijf, hetgeen ik zing
Is hoorbaar slechts in kleine kring
En onzichtbaar voor … Rauter.
Of Göbbels commentaren geeft,
Of Antoon Mussert rilt en beeft,
Vriend Adolfs jongste flater
En, of ie gauw het loodje legt,
In ’t O.W.C. wordt het gezegd
Met steken onder water.
Hoewel ik onder water zit,
Zit ik nog lang niet in de … put
En laat m’n kop niet hangen,
Ik kijk vol moed en kijk vol hoop
Gespannen door mijn periscoop
En zing daarna mijn zangen.
Soms voel ik me net als een muis,
Ik blijf wel muisjesstil in huis
Voor de Gestapo-kater,
Maar houd ik me ook nog zoo stil,
Toch zeg ik, wat ik zeggen wil
Met steken onder water.
De tijd koos ik tot onderwerp,
Mijn liederen zijn puntig-scherp
Precies als speldenprikken
Een tijd als thans biedt ruimschoots stof,
Was ik gehoorzaam aan den mof,
Dan zou ik alles slikken.
Maar ’t heden stemt me aggressief,
En dwingt me tot een offensief,
De tijd laat me niet slapen,
En ongewapend als ik ben
Greep ik manmoedig naar … m’n pen,
De pen werd mij tot wapen
Mijn pen is scherp en ik steek raak
Hetgeen ik schrijf is soms mijn wraak
Voor dat, wat ze me deden.
Ik wandel op het oorlogspad
En soms denk ik: die steek, die zat,
En dan ben ik tevreden.
Mijn pen gebruik ik dus als lans
En dans een krijgs- en oorlogsdans
En doe soms rare sprongen
En A.N.P. en D.N.B.,
Die werken onvrijwillig mee,
Door mij ertoe gedwongen
Ik strijd aan ’t onderwater-front
En stuur pamfletten, in het rond
En hoop, dat vroeg of later
De krijgsellende van ons week,
Want dan steek ik, Cor Breedenbeek,
M’n hoofd weer boven water.
Transcriptie: Thilo von Debschitz