Zeer gerafeld en gescheurd,
Als een oude broek,
Is vriend Adolf‘s Derde Rijk,
Nazi‘s vinden dat bedroevend
Door de gaten fluit de wind,
Uit het oosten, uit het westen,
Het is geen zachte lentebries,
En hoe de SS ook probeert
De ondergang nog uit te stellen,
Onvermijdelijk is de vloek,
En vruchteloos is de poging,
Iedereen die van de Führer houdt
Is gedoemd tot ondergang,
En vergaat tot stof en schimmel,
Want vanuit de Rijn en de Oder,
Nadert er de nieuwe tijd.
Jullie Duitse zeepbel
Is gebarsten en kapot,
Jullie steden zijn puin geworden,
En de voormalige extase,
Zeggen we sinds juni 40,
Is zeer grondig nu voorbij,
Hitler, Göring, Göbbels, Ley,
En vele andere bonzen
Grijpen soms naar hun keel
En zeggen: Oh, mijn geluk,
Waarom heb je me verlaten,
De enige vooruitzicht is de strop
Elke hoop is naar de duvel,
Het lot neemt zijn loop,
En de bonzen blijven twijfelen:
Hangen we onszelf op?
Moeten we wachten op de beul,
Die op een open kar
Met een uitgeput paard
Ons binnenkort naar het schavot brengt.
Honderdduizend nazi-zielen,
Inclusief de hoofdpersoon,
Vragen zich af: Wat moeten we kiezen,
Wie de keus heeft, heeft de kwelling.
Post-editing: Hanny Veenendaal
Heeft u een fout opgemerkt in deze transcriptie of vertaling en wilt u ons een gecorrigeerde versie sturen? Of heeft u een lyrische vertaling gemaakt die rijm en ritme van het origineel weerspiegelt? Stuur ons dan gerust uw versie. Bij dit herinneringsproject waarderen we vrijwillige ondersteuning, en we controleren de ontvangen berichten regelmatig.