(Bij de omslagfoto)
Ik heb mezelf afgevraagd,
Wat voor vrouw was zij,
Die ooit de Führer ter wereld bracht,
Het was zeker een duivelse bezemsteel
En ze was zeker een duivels wijf,
Een gruwelijk en angstaanjagend monster,
De duivel kroop uit haar lichaam,
Met een verschrikkelijk lawaai
De hemel werd geel en groen,
Het donderde en bliksemde,
En daarna zag men dappere Adolf,
Als nieuwe wereldburger zitten.
Zo had ik het me voorgesteld,
Als ik Germaans-mythisch ware,
Maar zo zie ik de gestalte van de vrouw
Meer als een plebejische feeks
Ik zie haar als een marskraamster,
Met eieren, kaas, melk en boter,
Ze stond op de markt in Braunau,
En Adolf leerde van zijn moeder
Het bekende marktgeschreeuw,
Waarmee men klanten tracht te lokken,
Jonge Adolf stond erbij,
De moeder schreeuwde, geen oog bleef droog,
En iedereen kocht iets bij haar,
Ofwel boter of eieren,
De moeder schreeuwde: Koop hier, koop hier,
Bij mij is het goed en helemaal niet duur
En zelfs als de eieren rot waren,
En de boter vaak ranzig was,
Kreeg ze het voor elkaar met haar smoel,
En velen werden toch haar klant.
De klantenkring van Hitlers moeder,
Was behoorlijk groot en groeide door,
Ze maakte de hele wereld wat wijs,
En Adolf was dolgelukkig.
En als de moeder eens thuisbleef,
Als ze ziek was en niet naar de markt kon gaan,
Stuurde ze Adolf eropuit,
Om haar waren te verkopen!
En Adolf deed precies zoals
Zijn doortrapte moeder deed,
De zeer welbespraakte marskraamster,
En hij verkocht boter eveneens.
Dat ging een tijdje goed,
Maar uiteindelijk merkte menig klant,
Het bedrog op en werd boos,
Het boterbedrijf ging ten onder.
En of ze riep of schreeuwde:
Kom hier en koop, mensen!
Zo goed als hier krijg je het nergens!
Men was genezen en ze ging failliet.
Adolf ging de politiek in,
Met de marktmethoden van zijn moeder,
Hij had een tijdlang geluk,
En hij redde het zonder boter.
Hij had een klantenkring
Van ontelbare miljoenen,
En hij maakte iedereen wat wijs:
Kom hier! Het zal de moeite lonen.
Ik breng jullie het ware heil,
De steen der wijzen is gevonden,
En Duitsland liep aan de leiband van dwazen,
En Adolf trok steeds nieuwe klanten.
De ongewassen leugen-smoel,
Heeft hij geërfd van zijn moeder,
In zijn staat is alles verrot,
En er is zelfs geen ranzige boter.
Hoewel hij nog steeds op zijn plaats staat,
En schreeuwt en zichzelf hees schreeuwt,
Roept hij nog steeds dezelfde zin,
Maar die klinkt al aanzienlijk zachter.
Velen denken: Laat me met rust,
En hebben Adolf al lang de rug toegekeerd,
Men roept: Sluit de tent maar,
Je kunt ons niet langer bekoren.
Of hij nu pleit of schreeuwt,
Dat het bij hem boterzacht is,
Met bedrog kom je soms ver,
Maar uiteindelijk vergaat het hem zoals zijn moeder.
Post-editing: Hanny Veenendaal
Heeft u een fout opgemerkt in deze transcriptie of vertaling en wilt u ons een gecorrigeerde versie sturen? Of heeft u een lyrische vertaling gemaakt die rijm en ritme van het origineel weerspiegelt? Stuur ons dan gerust uw versie. Bij dit herinneringsproject waarderen we vrijwillige ondersteuning, en we controleren de ontvangen berichten regelmatig.