Tot deze centralisatie van aanvoer en spreiding, die zeer binnenkort in werking zal treden, is eerst besloten nadat met de Duitsche autoriteiten ten opzichte van de te exporteeren hoeveelheden zoodanige overeenstemming was bereikt, dat vaststond, welk kwantum bestemd is voor export en over welke overblijvende hoeveelheden ten behoeve van de eigen voedselvoorziening kan worden beschikt. Het systeem van export van een zeker percentage van de per veiling aangevoerde hoeveelheid is hiermede komen te vervallen. Een grootere aanvoer ter veiling brengt dus niet automatisch een ruimeren export met zich mede. De voor het binnenland bestemde hoeveelheden zijn van dien aard, dat indien zoowel de teler, de veiling, de handel als de consument bereid zijn de noodige medewerking te verleenen, een eenigszins draaglijke voorziening van groenten en fruit in den lande kan worden verkregen.
Geen al te hooge verwachtingen. Men mag evenwel van deze centralisatie geen al te hooge verwachtingen koesteren, vooral niet, als men in aanmerking neemt den steeds minder wordenden oogst van tuinbouwproducten door gebrek aan meststoffen en arbeidskrachten, waar tegenover staat een nog steeds grootere behoefte aan deze producten bij den consument. Ook het vervoersprobleem valt niet te onderschatten. De illegale handel en de hieruit voortvloeiende clandestiene export zullen in den vervolge onmogelijk gemaakt moeten worden. Wat de voorziening met versch[illende soorten] fruit betreft, deze zal niet zoo kunnen zijn als men zich zou wenschen, vooral ook door de 30.000.000 kg fruit, die per jaar noodig zijn voor de volksbehoefte aan jam. – 12-8-44
Of het peultjes, bonen, bieten
Het gaat weg en niets blijft hier,
Nederland mag zonder zitten,
Alles neemt de oosterbuur.
Of het prei en of spinazie
Of tomaat of postelijn,
Alles, alles neemt de Nazi,
Die gedachte doet me pijn.
Alles gaat naar duitsche verten,
Alles neemt het derde Rijk,
Of andijvie, bloemkool, erwten,
Het blijft eender en gelijk.
Reinlander, Mirabellen,
Appelen en Juttepeer,
Neêrland moet het zonder stellen
En dit feit stelt ons teleur,
Westlands delicate druiven
Zijn welkome oorlogsbuit,
Neêrland mag op ’t houtje kluiven
En zit heden zonder fruit.
In den zuren appel bijten,
Is het eenige wat mag,
Maar geen zeuren en verwijten,
Want zeer spoedig komt de dag
Dat de nederlandsche bronnen
Voor den Mof zijn uitgeput,
Dat hij zonder zijn kanonnen
En ook zonder groenten zit.
Onze hoop gaat zich vervullen
En dan draait een nieuwe waltz
En de appel, die wij schillen
Is niet zoet en is niet malsch.