De paaschhaas voelde zich bekocht
En heeft een waarzegster bezocht,
Die zat bij ’t surrogaten vocht.
De paaschhaas vroeg, vertelt U mij,
Krijgt elkeen volgend jaar z’n ei?
De laatste jaren is het mis,
Omdat daar haast geen paaschei is,
De eieren zijn schaarsch en duur
Men loopt van ’t kastje naar de muur
En krijgt ze toch niet bij mekaar,
Hoe is het nu het volgend jaar,
Breng ik dan weer de eieren rond
In alle maten, keurig bont? –
De kaartlegster zei: Vriend, ik zie
Een einde van de tyrannie,
Een einde van het schrikbewind,
In ’t volgend jaar, m’n beste vrind,
Dan is geen eierschaarschte meer,
Maar eieren te kust, te keur
Van kippen en van suikergoed
En jij hebt werk in overvloed,
Omdat jij ze bezorgen moet. –
Vriend paaschhaas zei: Ik krijg het druk,
Dat vind ik wel een groot geluk,
Die ledigheid bevalt me niet,
Ik zit er zwaar mee in de put
En eindigt dat niet binnenkort,
Vrees ik, dat ik … het haasje word.
Maar de waarzegster zei: ‘k voorspel
De toekomst en ik weet, die hel,
Die heden heerscht, duurt niet meer lang,
Dus, beste paaschhaas, wees niet bang,
Ga met een rustig hart naar huis,
Het haasje wordt… het hakenkruis.