Zij hebben land en volk sneu aan den Mof verraden,
Hebben den vijand steeds tot wreedheid aangespoord,
Zij schrijven en zij spreken over moord-campagne
En plegen zelve dagelijks massamoord.
Een klein beschroomd bericht stond gisteren in de kranten
Want alle kranten in dit land zijn in hun macht:
„A.M. de Jong, de schrijver, plotseling overleden.“
Hij is vermoord! heb dadelijk ik gedacht.
Geesten, die vrijheid minnen, kunnen zij niet dulden,
A.M. de Jong was zulk een vrijheidslievend geest.
De officiële duitsche beul, hij kon niets vinden,
Zoo werkt voor hem dan het verradersbeest.
Ik groet U, groote schrijver van den „Frank van Wezel“,
De man, die dit boek schreef, verwierf onsterfelijkheid.
Hij hoort voor eeuwig bij de literaire garde,
Die voor het recht en voor de vrijheid strijdt.
Een edel man stierf die het schoone wist te schatten,
Vermoord heeft men een schoone, dichterlijke ziel.
En dit alleen, omdat het een stel lage boeven
Uw levenslicht te dooven welgeviel,
Stil buig mijn hoofd ik thans in vriendelijk herdenken,
Een afscheidsgroet zend ik aan U, A.M. de Jong,
Treurig ben ik gestemd dat U niet mocht beleven,
Dien vrijheidsdag, waarvoor Uw harte zong.