Edith Zegerius (* 1941) werd in Utrecht geboren als kind van Joodse ouders. Toen in de zomer van 1942 de massadeportaties in Nederland begonnen, doken haar vader in Den Haag en haar moeder in de provincie Friesland onder. Hun kleine dochter vertrouwden zij vooraf toe aan een niet-Joodse familie in Amsterdam. Daar zorgde vooral de huishoudster Luise Reimann voor Edith. De vader werd verraden en in het vernietigingskamp Sobibor vermoord; de moeder overleefde in de onderduik en werd na de bevrijding in 1945 met haar dochter herenigd – aanvankelijk tegen Ediths wil, want na de jaren van scheiding voelde zij geen emotionele band met haar moeder. Met Luise Reimann bleef zij tot diens dood in nauwe vriendschap verbonden. Edith trouwde op twintigjarige leeftijd met Harry Zegerius, die als onderduiker aan de vervolging ontsnapte, en werkte later als kapster.