Frits Pront (* 1934) groeit op in Amsterdam. Als de Duitse bezetter steeds meer anti-Joodse maatregelen neemt, mag hij niet meer naar zijn lagere school en moet hij naar een Joodse school. Frits mag ook de snoepwinkel niet meer in waar hij altijd drop kocht. In 1942 duiken Frits, zijn broertje Siegfried en zijn zusje Jetty onder met hulp van het Utrechts Kindercomité. Het ging Frits en Siegfried slecht en ze werden mishandeld in hun schuilplaats. Ondertussen worden ze zelfs gearresteerd en opgesloten op het politiebureau in Utrecht, waar ze drie dagen moeten blijven. Frits wordt vrijgelaten en duikt, na een kort verblijf in de schuilplaats van zijn ouders, weer onder. Hij komt in Hoograven terecht en blijft daar tot zijn vrijlating. Zijn ouders en Jetty overleven het echter niet, ze worden verraden en vermoord in Auschwitz. Frits mist het grootste deel van de basisschool en moet hard werken om zijn achterstand in te halen. Later studeert hij Engels, promoveert en werkt tot zijn pensioen als leraar op middelbare scholen en in het speciaal onderwijs.