09-10-1943, 1e jaargang, nr. 8, pagina 5
09-10-1943, 1e jaargang, nr. 8, pagina 6
09-10-1943, 1e jaargang, nr. 8, pagina 7
09-10-1943, 1e jaargang, nr. 8, pagina 8
09-10-1943, 1e jaargang, nr. 8, pagina 9

cover / inleiding inhoudsopgave

Astronomische mogelijkheden

(4. Reichskabarett)

De heerlijkheid loopt ten einde,
Zijn ster is aan het verbleken,
De volksziel kookt heftig,
Hij wenst eraan te ontsnappen.

Het volk, door hem in slaap gesust,
Ontwaakt uit deze sluimer,
Verlangt dat Adolf Hitler zijn
Welverdiende straf krijgt.

En Adolf is zo verschrikkelijk bang,
Trillend en bevend,
Denkt en overweegt hij urenlang,
Hoe red ik in vredesnaam mijn leven.

Een manische priester, die geweld
Prees in de fraaiste kleuren
Het liet hem altijd volkomen koud,
Ook al stierven miljoenen.

De wereld betekent niet veel voor hem,
Hij sloeg haar brutaal in ketenen,
En nu is het zijn einige doel,
Zijn leven nog te redden.

Hij proclameerde massamoord,
Als groots tijdsgebeuren,
En zoekt nu naar een stille plek,
Om aan de wraak te ontsnappen.

Nu wordt hij gekweld en opgejaagd,
Door de schimmen van vergelding,
En niemand wenst het, niemand waagt het,
De Führer op te nemen.

Men weet het, dat de hele wereld
Hem haat als de pest
Het is geen wonder, hoe zwaar het valt
Dat hij een schuilplaats vindt.

En wie hem trouw was, die heeft nu
Zelf genoeg zorgenrimpels
En te veel met zich zelf te doen
Om zich met hem bezig te houden.

Zo mislukt wreed de poging,
Zijn leven te redden.
Hem straft de vloek van de slechte daden,
En alles is tevergeefs.

En Adolf denkt en Adolf peinst
In de lengte en in de breedte,
Of hij mischien niet toch nog
andere mogelijkheden vindt.

En van het aardse eenheidsfront
Laat hij zijn blikken zwerven
En ziet aan de horizon van de hemel
Voor zichzelf een zilveren streep.

Misschien helpt in de sterrenwereld
Mij nog een goed woordje,
Dat men mij ter beschikking stelt
Een veilig toevluchtsoord.

Ik zie, hier valt het te zwaar,
Men neemt mij niet erg graag,
De wereld is liefdeloos voor mij,
Ik ga naar de hemelverten.

Hij neemt dan zijn hemeltelescoop,
Zegt tegen sterren en planeten
Wie van jullie mag een grote man,
Als vluchteling nu betreden?

Zeg Venus, hoe zit het met jou,
Jij mijn geliefd schatje,
Ik vraag je, geef mij
Een knus warm plekje.

Afwerend schudt zij haar hoofd,
Als alles jou zou verjagen,
Zou je hier nooit toegang hebben,
Hier is een plek van liefde.

Hij maakt een krijgshaftige grap,
Om maar geen aanstoot te geven,
En vraagt aan de heer planeet Mars,
Mag ik me hier verstoppen?

En weer komt een bot Nee!
Je bent niet uitverkoren,
Hierboven moet je een veldheer zijn,
Dat ben jij nooit geweest.

En hij gaat verder naar Neptunus,
God met de dikke buik.
En denkt misschien is het te doen,
Dat ik hier onderduik.

Maar aan de deur prijkt een bord:
Voor Hitler strikt verboden,
Hij heeft mijn gebied geschonden
Met de onderzeeboten.

De Melkweg had hij gedacht,
Het voor mij verbeterd,
Maar in de strijd om voeding
Was de melk te veel verdund.

Uiteindelijk kwam hij bij de Waterman,
Die kon niet tolereren,
Dat hij als onderwaterman
Hem wilde degraderen.

Bovendien is ook op deze dag
Aan het licht gekomen:
Het gele jodensterverhaal,
Werd hem kwalijk genomen.

En Adolf is zeer gedeprimeerd,
Wat moet er nu van mij worden,
Geen plek is voor mij gereserveerd,
In de hemel en op aarde.

Zo hoor ik Adolf Hitler mopperen,
Radeloos verlegen zondaar,
Ik adviseer je: Ga naar Saturnus,
Die zijn eigen kinderen opat!

Post-editing: Marja Kretschmar