Toen hij aan de regeering kwam,
Heeft Adolf ons beloofd
Dat al het kwaad een einde nam
Met hem als opperhoofd.
En Duitschland wordt een paradijs
En alles koek en ei
Maakte ons Doktor Göbbels wijs
Samen met Doktor Ley.
Wij brengen spoedig het zoover
Dat ieder auto rijdt,
De Führer, onze goede ster,
Brengt ons een goeden tijd.
De volkswagen voor iedereen,
Voor Jan en alleman,
Die propaganda-edelsteen
Hield allen in zijn ban.
En buitendien gaat men op toer
Door heel het buitenland,
Doet ‘Kraft durch Freude’ het vervoer,
Dan is men uit den brand.
De propagandatrommel klinkt,
Het volk komt en betaalt,
Als ster van hoop de wagen blinkt
Werd ons altoos herhaald.
De wagen kwam, men ging op reis,
In kuddenveeverband,
Men zag Noorwegen en Parijs,
Italië, Griekenland.
Men zag de Lybische woestijn,
Men zag het Wolgastrand,
At Hollands kaas, dronk Frankrijks wijn
Als ‘Kraft durch Freude’-klant.
Doch als men ’t naderhand beziet,
Is men geamuseerd?
Neen, dat was heusch het reizen niet
Dat men eens heeft begeerd.
En als de wagen ik bekijk
Wordt treurig ik en denk,
Hoe anders dan mijn fantasie
Lijkt deze rupsband-tank.
De reis loopt gauw ten einde thans
En ik kijk tamelijk zuur
Verdwenen is de oude glans,
De reis was veel te duur.
De welvaart is dor en verlept
Verkwist is geld en goed,
Het Reisbureau heeft ons genept,
Onze reisprijs was ons bloed.
Transcriptie: Thilo von Debschitz