2e jaargang, nr. 40

Inleiding tot de inhoud

Met zijn gedicht De Bolsjewistische Wreedheden reageert Curt Bloch op een krantenbericht waarin angst wordt gezaaid voor de Russische verovering van Italië. Er staat dat er dan geen kerken meer zouden zijn. Bloch overdrijft deze voorspellingen op absurde wijze: de Sint-Pietersbasiliek zou veranderen in een grote bioscoop, het Vaticaan zou een bordeel worden. Degenen die nog in God geloven, worden aan hun lot overgelaten. Toch wil Bloch niet meegaan in de horrorverhalen die door de nazipers de wereld in worden gestuurd. Het waren immers de nationaal-socialisten die geen verering voor Christus, maar voor het hakenkruis hadden. Hitler werd hun nieuwe God, en veel geestelijken werden vermoord. De laster tegen de bolsjewieken is bedoeld om de aandacht af te leiden van hun eigen misdaden.

Curt Bloch verbaast zich erover dat de beroemde socialisten Domela Nieuwenhuis (1846–1919) en Pieter Jelles Troelstra (1860–1930) nu worden gepresenteerd als rolmodellen door de Nederlandse nazi’s. Vroeger werden ze beschouwd als “uitschot”, maar nu vindt men Hun nieuwe aanbidders in de NSB. Met deze ommekeer in de inhoud probeert men de arbeidersklasse voor zich te winnen. Bloch is er echter van overtuigd dat als deze twee “rode” denkers nog in leven waren, ze waarschijnlijk al snel naar het concentratiekamp zouden zijn gestuurd en vermoord.

In het gedicht Een Tommy spreekt richt een Britse soldaat zich tot de Duitsers en gebruikt vaak het woord “bijna”. Want steeds ontbrak er een klein stukje aan hun succes. En zo heerst er nu grote nood in het rijk, “Jullie zijn op de vlucht, en het thuisland brandt.”

Maarten van Nierop (1912–1979) was een Nederlandse journalist, lid van de NSB en hoofdredacteur van de Twentsch Nieuwsblad. Hij ondertekende zijn bijdragen altijd met drie kruizen, vandaar dat Curt Bloch hem in zijn teksten als “Driekruis” aanspreekt. In een editie leest Curt Bloch Het advies van Driekruis om de verschuivende oostelijke frontlijn op de kaart beter niet met inkt in te tekenen. Het is te vermoeden dat de versterkte Duitse troepen zich weer naar het oosten zullen terugvechten. Daarom zou je beter spelden kunnen gebruiken voor de markering. Bloch wil dit advies niet opvolgen. Hij is er zeker van dat het Duitse leger de getrokken lijnen nooit meer zal overschrijden. De kansen op een Duitse nederlaag zijn groot. Dan zal Driekruis treuren, “Maar wij – wij zullen dansen.”

In 1944 is er in Duitsland en de bezette gebieden een tekort aan voedsel en genotsmiddelen. Het nationaalsocialistische weekblad “Illustrierter Beobachter” wil benadrukken dat de vijanden niet minder lijden. Onder de titel van het gedicht Engeland heeft het niet beter … is een notitie geplakt die melding maakt van het gebruik van “kleinere, slechtere en bedrieglijk verpakte sigaretten” op het Britse eiland. Bloch vermoedt dat men met dergelijke berichten de aandacht wil afleiden van de eigen problemen. Hij spot dat “elke Duitse nicotinegebruiker” nu met de wetenschap over de slechte kwaliteit van tabak in Engeland “rotzooi met een vrolijk gezicht” kan roken – of hij nu uit Keulen of Wenen komt, een christen of een jood is. (Hier corrigeert Bloch zich snel: “De jood was een vergissing, want de Joden zijn verdwenen.”)