Zweedsche pers fantaseert er op los.
De Zweedsche pers, die z.g. neutraal is, weet weer niets beters te doen dan wilde geruchten rond te strooien over de mislukte poging om een aanslag op den Führer te plegen. Vooral de talrijke berichten van zoogenaamde Zweedsche reizigers in Duitschland, die o.a. beweerd hebben dat in de afgeloopen dagen in Berlijn geruchten de ronde doen, volgens welke verscheidene regimenten, die in Oost-Pruisen gemuit hadden, voor een deel van den eersten tot den laatsten man doodgeschoten zijn, dat in Berlijn practisch de staat van beleg heerscht, dat diegene, die Donderdag voor de Duitsche radio tot het Duitsche volk heeft gesproken, niet de Führer geweest zou zijn, dat de verwondingen van den Führer beslist niet licht, doch zeer zwaar zijn en dat verscheidene honderden officieren terechtgesteld zouden zijn! – 24-7-44
Führer bezoekt gewonden van den aanslag.
Naar uit door de Duitsche pers gepubliceerde foto’s blijkt heeft de Führer een bezoek gebracht aan de medewerkers en leden van den Wehrmachtführungsstab, die bij den moordaanslag op 20 Juli gewond werden. Op de foto’s ziet men den Führer aan het bed van generaal-majoor Scherff en aan het ziekbed van generaal Bodenschatz. – 2-8-44
Omdat zij hem dood wenschen
Verklaart men hem voor dood,
Maar dat zijn slechte menschen,
De Führer is niet dood.
De Führer is in leven,
De moord is niet geslaagd,
Hij heeft het niet begeven.
Hoe menigeen ook klaagt.
Al wordt door booze tongen
Ook het gerucht verspreid
Adolf heeft uitgezongen,
Hij leeft nog tot ons spijt.
Hij kwam ’t helaas te boven
Hoewel ik ’t zonde vind,
Jij wilt het niet gelooven,
Maar kijk eens beste vrind,
Jij hoeft niet meer te hopen
Maak je niet zelf wat wijs
Hij is eraan ontloopen,
De krant geeft het bewijs
Jij ziet hem in de kranten
Springlevendig aan ’t bed,
Zoo troost hij zijn trawanten,
Die in het lazaret
Vandaag moeten vertoeven,
Want zij zijn zwaar gewond,
Het wil ons schier bedroeven,
Dat Adolf aan den slond
Van ’t onheil is ontkomen
Aan dood en aan verderf
En nog heeft plaatsgenomen
Bij Bodenschatz und Scherff.
Was hij maar overleden,
Dan was ik reuze blij
En ik was best tevreden
En was de krijg voorbij.
Transcriptie: Thilo von Debschitz