2e jaargang, nr. 41

Inleiding tot de inhoud

Volgens een persbericht van 21 juli 1944 informeerde rijksmaarschalk Hermann Göring de Duitse luchtmacht over de mislukte bomaanslag op Adolf Hitler. Een groep Wehrmachtofficieren had geprobeerd de Führer te vermoorden om een politieke omwenteling en het einde van de oorlog af te dwingen. Göring beschreef de daders als miserabel, laf en zwak van leiderschap, maar Curt Bloch vroeg zich af: Wie heeft gelijk? De militair opgeleide, ervaren generaals die het “waanzinnige oorlog” van Hitler veroordeelden? Of Adolf Hitler – een “slechte schilder”, “ijdele opschepper” en amateurs staatsman?

In zijn gedicht Paardensport verboden reflecteert Curt Bloch op het nieuws dat alle paardenraces in Duitsland verboden zijn als gevolg van de “totale oorlogvoering”. Het zou nu geen tijd zijn voor “bont jockeyvermaak”, omdat alle kracht nodig was voor de oorlogsindustrie. In feite moesten er alleen al voor de oorlog tegen de Sovjet-Unie 750.000 paarden beschikbaar worden gesteld. Maar, schrijft Bloch, paardenraces zijn toch overbodig geworden – men kan nu kijken naar het Duitse leger dat racet, want het Rijk heeft de oorlog “vergokt”.

Met onverholen vreugde zag Curt Bloch het onstuitbare oprukken van de geallieerden in Frankrijk. Een krantenknipsel meldde een “operationele bewegingsslag”, vergelijkbaar met degene die in 1940 al tot de overwinning op Frankrijk had geleid. Maar in zijn gedicht Westfrontperspectief noemt Bloch alle Franse gebieden waaruit de “Yankees” de Duitse bezetters al hadden verdreven. Tegen de propagandaliegen van de “kabouter Göbbels” vallen nu de ene Duitse vesting na de andere, en “binnenkort valt Parijs”.

De mislukte moordaanslag op Hitler hield Curt Bloch zo bezig dat hij dit evenement nog een tweede gedicht in deze editie wijdde. Hoewel er geruchten de ronde deden dat de Führer dood was, moest Bloch constateren: Het is helaas niet zo. Een propagandafoto toont de Führer springlevend aan het ziekbed van twee volgelingen die zwaar gewond waren geraakt door de bom die voor hem bedoeld was. Bloch bekent vrijuit dat hij blij zou zijn geweest met de dood van Hitler, want dan zou hij tevreden zijn geweest, “en de krijg voorbij”.

Curt Blochs gedicht Gesprek met Beneš is een geïmagineerd interview met de Tsjechische president Edvard Beneš (1884-1948) in zijn Londense ballingschap. Onder het pseudoniem Breedenbeek (Nederlandse vertaling van Breitenbach, de geboorteplaats van zijn vader) ondervraagt Bloch Beneš over de situatie in het door Duitsland bezette Tsjechoslowakije. Ze zijn het erover eens dat de Russen snel de nazi-functionarissen uit Praag zullen verdrijven. Zodra “de lucht zuijver zijn”, wil Beneš samen met de Russische leider Josef Stalin en de Britse minister van Buitenlandse Zaken Anthony Eden zorgen voor “een nieuwe tijd” en “vortduurende vrede”.

Ook in Curt Blochs lied De Generaal Guderian gaat het over het naderen van het Rode Leger. De centrale figuur in het lied is generaal Heinz Guderian (1888–1954) van Hitler. Hij beweerde de “bolsjewistische indringers” uit alle bezette gebieden te kunnen verdrijven. Hoewel volgens Bloch iedereen wist dat “de Moffen is niet te redden”, roept Guderian fanatiek “NEE!!!” Hitler is niet naar de maan, “straks gaan we weer vooruit!” In het laatste refrein voorspelt Bloch hem koel: “Hitler gaat kapot.”