3e jaargang, nr. 1

Inleiding tot de inhoud

Met het gedicht Met de nieuwe jaargang opent Curt Bloch zijn uitgeverswerk in het jaar 1945. Hij verbindt aan deze jaarwisseling een keerpunt dat spoedig verlossing zal brengen van het oorlogsleed. De hoop op vrijheid verlicht voor hem het gevoel van geleden pijn. Bloch is er zeker van: “’45 brengt vrede.”

De tweede tekst, Aan von Rundstedt, is gericht aan Gerd von Rundstedt (1875–1953), de opperbevelhebber van het Duitse leger aan het Westfront. Hij had in oktober 1944 nog verklaard dat de geallieerden nooit “ons vaderland zouden binnenvallen.” Dit bleek niet waar te zijn, merkt Curt Bloch op, want de vijand staat al aan de Duitse Rijn. Nu wenst hij dat de duivel von Rundstedt en zijn troepen komt halen.

Met het gedicht De verzetsbeweging vat Curt Bloch de geest van het verzet samen. Vrijheid krijgt men niet cadeau, daarom verzet men zich tegen “de Moffenhorden”. Zelfs als men verboden of vernietigd zou worden, zal men blijven vechten voor het geluk van de mensheid. “De beweging is ontwaakt!”

Curt Bloch denkt in de tekst Wat zal er gebeuren? na over wat Adolf Hitler na de oorlog zou doen. Gaat hij naar Zwitserland of Zweden, waar men hem als gepensioneerde rustig oud laat worden? Stuurt men hem zoals Napoleon naar St. Helena of Siberië? Vestigt hij zich in de plaats Cayenne, waar de peper groeit en het zo heet is dat Adolf langzaam tot “bijna niets” smelt? Wat zal er met de dictator gebeuren? Uiteindelijk vertrouwt Bloch erop dat bij het Laatste Oordeel “de juiste beslissing geveld zal worden”.

In het gedicht De hakenkruiskozakken houdt Curt Bloch zich bezig met vrijwilligers uit de Kaukasus die zich bij het Duitse leger hebben aangesloten. Net zoals de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland (NSB), verkoopt ook daar een kleine groep zijn ziel aan het hakenkruis. Door hun strijd tegen de Sovjet-troepen verraden ze Rusland. Maar Bloch weet: “Binnenkort maakt men samen met de nazi’s ook de hakenkruiskozakken koud.”