2e jaargang, nr. 61

Inleiding tot de inhoud

In december 1944 moest Curt Bloch voor de laatste keer van schuilplaats wisselen. Bij de familie Hulshoff in Borne, een plaats in de provincie Overijssel, kreeg hij een nieuwe schuilplaats. Zijn eerste gedicht in het laatste tijdschrift van het jaar leest niet alleen als een afscheid van 1944, maar ook van de mensen die in Enschede voor hem hebben gezorgd. Hij betreurt dat hij gedoemd is verder te trekken en geen vaste schuilplaats heeft. Maar vol vertrouwen richt Bloch zich tot zijn vrienden en hoopt op “een vrolijk weerzien.”

Hoewel sommige delen van Nederland al zijn bevrijd, blijft het noorden onder Duitse bezetting. Curt Bloch wacht ongeduldig in zijn schuilplaats en hoopt dat de geallieerde troepen sneller zullen oprukken. Met het gedicht Termijnen reageert hij op een toespraak van de Britse premier Winston Churchill (1874–1965), die verwacht dat het einde van de oorlog pas in de zomer van 1945 zal plaatsvinden. Bloch zou graag afzien van dergelijke termijnen, in de hoop dat zijn wens naar vrijheid eerder wordt vervuld.

Het gedicht Snorrend zoemen de machines is geïnspireerd door een krantenbericht over de situatie in het westen van het Duitse Rijk. Robert Ley (1890–1945), de leider van het Deutsche Arbeitsfront, rapporteert daarin over de ononderbroken actieve wapenproductie in de verwoeste steden van het Rijn- en Ruhrgebied. Maar Curt Bloch weet dat vijandelijke tanks steeds dichter bij het Ruhrgebied komen. Ley zal voor de rechter worden gebracht en het door de Nazi’s vergoten bloed zal worden gewroken. Robert Ley onttrok zich aan vervolging door het Internationaal Militair Tribunaal door zelfmoord te plegen op 25 oktober 1945.

Met veel ironie getuigt Bloch van dictator Adolf Hitler (1889–1945) als een cultuurbeschermer. De propagandabladen rechtvaardigen de onbevochten terugtrekking van Duitse troepen uit tal van Italiaanse steden door te stellen dat “de Duitse militaire leiding de vele beroemde bouwwerken wil behoeden voor vernietiging.” Hitler wordt beschouwd als een “nette vent” omdat hij op deze manier monumenten conserveert. Nuchter beschouwd lijkt dit echter alleen voor het buitenland te gelden, want heel Duitsland verandert op dat moment in een ruïne. Van Aken blijft bijvoorbeeld alleen puin over, en veel andere steden ondergaan hetzelfde lot. “De Führer”, aldus Bloch, “is blijkbaar vol vuur slechts voor Italiës cultuur.”

Met het gedicht Slotdans 1944 besluit Curt Bloch het tweede jaar van het OWC. Hij trekt een teleurstellende conclusie omdat de oorlog nog steeds niet voorbij is. Melancholisch veegde men het stof van onvervulde dromen bijeen. Bloch heeft goede hoop voor het naderende nieuwe jaar en roept: “Kom binnen, laat het vrijheid brengen!”