Om één uur des middags heeft de Poolsche ambassadeur, Lipski, om een onderhoud met minister von Ribbentrop verzocht, de vrede scheen gered te zijn. Maar de Duitsche minister van Buitenlandse Zaken wenschte Lipski pas om 7.45 des avonds te ontvangen.
Terwijl Lipski zich namens zijn regeering bereid verklaarde tot rechtstreeksche besprekingen, weigerde de Duitsche minister den ambassadeur op de hoogte te stellen van de Duitsche eischen, onder het voorwendsel, dat hij niet gemachtigd was ze onmiddellijk te aanvaarden, of te verwerpen. Om 8 uur des avonds heeft de Duitsche radio den aard en den omvang van die eischen bekend gemaakt, met de toevoeging, dat Polen ze had verworpen. Dat is een leugen, want Polen kende den inhoud van die eischen zelfs niet.
Op 1 September, des morgens vroeg, heeft de Führer zijn troepen bevel gegeven tot den aanval. Nooit is een agressie duidelijker en onrechtvaardiger geweest, nooit werden ter rechtvaardiging daarvan meer leugens en cynisme aangevoerd. Zoo is de oorlog uitgebroken, terwijl persoonlijkheden van het hoogste gezag zich in dienst van den vrede geplaatst hadden, terwijl de geheele wereld gemeenschappelijk beide partijen met elkaar in contact wilde brengen om het conflict vreedzaam te regelen. – 3-9-39
Den oorlog hebben zij gewild
En hebben hem dus ook gekregen.
Het geen zij wenschten, werd vervuld
Doch bracht de oorlog hun geen zegen.
Zij konden wel de eerste tijd
Geweldige successen boeken
Dat kwam: men was niet voorbereid
Zoodoende ging in alle hoeken
Het duitsche leger best vooruit,
Elk tegenstander werd verslagen,
Men nam de landen, maakte buit
En duitschland dacht in die dagen
Dat voor de wereldheerschappij
Het duitsche volk is uitverkoren
Het ware Heerenvolk zijn wij,
Wie zich verzet, die is verloren.
De duitsche superioriteit
Is ondertusschen lang verdwenen
Wij zien het einde van den strijd,
Het is haast niet meer bij te beenen.
De Russen staan straks in Berlijn,
De Tsjechen zitten straks in Dresden
De Franschman overschrijdt den Rijn,
De Belg neemt eveneens gewesten,
Want twee keer werd zijn land vernield
Twee keer moest de bevolking bloeden
Door wensch naar wraak is men bezield,
Al is de schâ niet te vergoeden.
Zoo aanstonds is de strijd beslecht
Voorbij is ’t met de Naziglorie,
Wat zich voltrekt is het gerecht
En is de straf van de historie.