2e jaargang, nr. 49, pagina 12
2e jaargang, nr. 49, pagina 13

cover / inleiding inhoudsopgave

Kleine Rembrandtmonoloog

(bij de fotomontage op het omslag)

Londen, 8 Febr. (A.N.P.) De “Daily Herald” meldt uit Praag, dat de directeuren van Duitsche musea opdracht hebben ontvangen schilderijen van Vincent van Gogh en van Rembrandt te verwijderen. De directeuren werden naar Berlijn ontboden, waar zij lezingen hebben aangehoord van de schilders Hansen en Willrich, die van Gogh een “halven bolsjewiek” noemden en Rembrandt veroordeelden, omdat hij in de Amsterdamsche Jodenbuurt heeft gewoond. Robert Schmitt verliet met eenige anderen ten teeken van protest de bijeenkomst. Hij is ontslagen. Vele museumdirecteuren saboteeren het bevel. Hansen en Willrich hebben verleden jaar de tentoonstelling van “ontaarde kunst” te München georganiseerd. – 1938

Men houdt mij in ‘t Duitse Rijk
Tot mijn spijt niet meer in ere.
Zo’n verschil met vroeger tijd
Kan ik niet beredeneren.

Vroeger was men mij genegen
En men toonde enthousiasme,
Wilde graag met Rembrandt dwepen,
Maar vandaag valt Duitslands keuze

Op een ander type schilder,
Op die knoeier Adolf Hitler.
Men bewijst hem grote hulde,
Dat terwijl de muggenzifters

Mij mijn kwaliteit betwisten:
‘Want ik woonde tussen joden,
Kan dus schilderen noch schetsen.’
Mij, die altijd boven troonde

Aan het schildersfirmament,
Kan men nu niet meer verdragen.
Men ontzegt mij mijn talent,
Puur omdat zij joden haten.

Ze verbannen Jacobs zegen,
Mozes met de tien geboden,
Al mijn werk wordt nu verzwegen
En ik zie die idioten,

Hoe die oliedomme dwazen
Mij verwerpen en verbannen
En naar Adolf Hitler staren.
Daarvan raak ik heel gespannen.

Men noemt mij ontaard, verdacht,
Rembrandt, mij, de schildermeester.
Zoiets had ik nooit verwacht
En het stoort me wel een beetje.

Maar hou op met lamenteren,
Rembrandt, zeg ik, wees toch wijzer:
‘k Zou me voor mezelf generen
Als die lui mij zouden prijzen.

Vertaling: Jaap van Vredendaal