18 december 1943
Inleiding tot de inhoud
Curt Bloch neemt in het eerste gedicht van deze editie een standpunt in ten aanzien van zijn geheime uitgeverswerk. Het onderwater cabaret, dat onder geen beding in verkeerde handen mocht vallen, zou de stand van zaken ongecensureerd weergeven. Geen enkele andere krant in Nederland kan zijn abonnees deze vrijheid bieden, ook al is de lezerskring misschien erg klein. Zodra er eindelijk vrede komt, “Verdwijnt direct het OWC”.
Bij een bombardement op Berlijn op 23 november 1943 werd ook de dierentuin getroffen, waarbij talloze dieren omkwamen. Curt Bloch bericht hierover, maar mist de cijfers over het aantal slachtoffers onder de inwoners van de stad – “Hierover wordt angstig gezwegen”. Over het algemeen laat het nieuws hem onvoldaan. Bloch vindt: “Er bleef, ik heb’t zonde gevonden Het gevaarlijkste beest ongeschonden”. Hij doelt hier ongetwijfeld op Adolf Hitler.
Op de luchtaanvallen van de Britse luchtmacht zweert de Duitse leiding woedend wraak. Curt Bloch vraagt zich af hoe dit concreet kan worden uitgevoerd: door een onzichtbaar wonderbaarlijk vliegtuig, een atoombom, door dodelijke stralen van een geheime zender, levensgevaarlijke bacteriën of vergassing? Hij beschouwt de Duitse Vergeldingssymfonie als zwendel, een voorwendsel om de oorlog te verlengen.
Van 28 november tot 1 december 1943 vond de eerste conferentie van de regeringsleiders van de drie belangrijkste geallieerden plaats in Teheran. De deelnemers waren Franklin D. Roosevelt (VS), Winston Churchill (Verenigd Koninkrijk) en Jozef Stalin (Sovjet-Unie), samen met hun militaire adviseurs. Curt Bloch stelt in zijn gedicht vast dat Roosevelt en Churchill, in tegenstelling tot Stalin, een zeer lange reis moesten maken. Bloch laat de Britse premier vragen waarom deze voor hem afgelegen locatie was gekozen. Stalin antwoordt dat hij vond dat het tijd was dat de westerse geallieerden hem tegemoet kwamen.
Een foto van een gedecoreerd lid van de Wehrmacht in de krant inspireert Curt Bloch tot zijn Portret van een drager van het Ridderkruis. Hij beschrijft hem als een “schoft” – gevoelloos, bloeddorstig en sluw – wiens pad leidt over lijken. Als zo’n slecht persoon, zo oordeelt Bloch met verwijzing naar de donkere middeleeuwen, is men inderdaad geschikt om een “Ridder”kruis te dragen.