Moeder wat hebben wij gedaan
Hoezoo mag ik niet buiten spelen,
Waarom mag ik niet wandelen gaan,
Want altijd zitten gaat vervelen.
Waarom haalden zij vader weg
De wrede, ruwe, groene mannen
O zeg het mij toch, moeder zeg
En waarom wil men ons verbannen?
Hoezoo is ’t noodig, dat men schuilt
En waarom willen zij ons dooden
En waarom heeft men ons bevuild
En waarom hebben zij verboden
Dat wij als ieder ander mensch
Wij mogen zijn in doen en laten
En mogen leven naar ons wensch
Hoezoo beveelt men, ons te haten?
Waarom heeft men geroofd ons huis
Waarom moesten wij toevlucht zoeken
Voor nood en dood en hakenkruis
In afgelegen donk’re hoeken?
Hoezoo gunt men ons niet het licht
Waarom mag ons de zon niet schijnen,
Waarom moet ik met bleek gezicht
In ondergrondse grotten kwijnen?
Word aan mij niet het gelijke recht
Als aan de anderen gegeven
Ben ik niet even goed en slecht
En moet ik in verdrukking leven?
Er komt een dag, dan wijkt die druk.
Jawel, men zal ons eens bevrijden
En dan zal ik vol trots en geluk
Voor recht en vrijheid blijven strijden.
Transcriptie: Thilo von Debschitz