2e jaargang, nr. 14

Inleiding tot de inhoud

Hoewel Curt Bloch met zijn gedichten voornamelijk de gebeurtenissen in Europa behandelt, werpt hij ook een blik over de grens: Japan vormde samen met Duitsland en Italië de zogenaamde Asmogendheden. Vanwege “dringende oorlogsmaatregelen” besluiten de machthebbers in Tokio in februari 1944 tijdelijk de theehuizen en de geishahuizen te sluiten. “Met Arme, kleine Geisha …” reageert Bloch op het bijbehorende nieuwsbericht en kijkt hij medelevend naar het land van de rijzende zon. Hij spot dat daar nu eindelijk serieus oorlog wordt gevoerd. De romantiek is voorbij, de entertainers moeten nu granaten draaien.

Drie krantenberichten – één uit maart 1938, twee uit maart 1944 – vormen de opening van het gedicht De grote mond. Terwijl Hermann Göring zes jaar eerder nog grote toespraken hield over de “onoverwinnelijke luchtmacht”, wordt een “gruwelijke bommenterreur” van de vijanden en een moeilijk duel met de Amerikaanse vliegtuigindustrie nu niet langer ontkend in de pers. Curt Bloch beschouwt de “tijd van het zwaardgekletter” als voorbij; de Luftwaffe heeft niet bijgedragen aan de vrede, maar juist de oorlog veroorzaakt. Maar de groots aangekondigde zegetocht is voorbij.

In de nazipers verschijnt een oproep om zich vrijwillig aan te melden bij de marine. Vijf regels van de beroemde Nederlandse dichter Petrus Augustus de Génestet (1829–1861) staan voor het bericht. Bloch beschouwt dit als Misbruik van De Génestet. De jeugd van Nederland zou geen gehoor geven aan deze oproep, omdat dienen bij de Duitse bezetters enerzijds “laag landverraad” zou zijn en anderzijds een wisse dood zou betekenen.

Met Joseph, ach Joseph, ik voel me zo ziek biedt Curt Bloch zijn lezers een “nieuw OWC-lied” aan. Hij presenteert een dialoog tussen Hermann Göring en Joseph Goebbels in coupletten. De Rijksmaarschalk van het Groot-Duitse Rijk en de Rijksminister van Volksvoorlichting en Propaganda realiseren zich dat er geen redding meer in zicht is, zowel voor het verwoeste Duitsland als voor henzelf.

Dr. Theo Morell (1886–1948) diende tijdens de Tweede Wereldoorlog als lijfarts van Adolf Hitler. Hij was verantwoordelijk voor de medische verzorging van de Führer en werd bekend vanwege zijn controversiële medische behandeling, waarbij hij verschillende drugs en medicijnen gebruikte. Ter gelegenheid van de toekenning van het Ridderkruis aan de arts ergert Curt Bloch zich eraan dat Morell het “ondier” niet doodt, maar beschermt tegen schade. Dus moeten ze lijden onder Adolf Hitler, “’s wereld kankergezwel”. Wanneer Hitler ooit naar de hel moet, zal Morell hem vergezellen.

De Atlantikwall was een uitgebreid verdedigingssysteem dat tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitse bezettingstroepen langs de kusten van West-Europa werd gebouwd om een invasie door de geallieerden te voorkomen. Het gedicht Zij van de Atlantikwall is geschreven vanuit het perspectief van Wehrmacht-soldaten die al lange tijd in de gebouwde bunkercomplexen verblijven. Ze vragen zich af hoe het met hun familie in Duitsland gaat, waarom ze nog steeds dienst doen ondanks alle uitzichtloosheid, wanneer de Britse troepen zullen arriveren, en waarom ze eigenlijk nog in leven zijn.